Het ecovaproject pleit voor een universele sociale zekerheid en een universeel basisinkomen

“Het wordt tijd voor een koerswissel: in de huidige samenleving (en in die van morgen) zijn er steeds meer mensen die geen monetair beloonbare arbeid (zullen) verrichten maar die wel een zeer waardevolle bijdrage (zullen) leveren.  Het is dus niet slim en erg duur wanneer we al deze mensen aan een klassieke baan willen helpen. (…)We moeten snel naar een juridische situatie waarin ‘leven buiten de loonarbeid’ gezien wordt als activiteit.”
Paul Bondeel
Op 30 april 2009 mailde Christina Lambrecht me een interessant artikel door van Paul Blondeel, verschenen in De Morgen en op www.6minutes.be online te lezen. Paul Blondeel werkt als stadssocioloog voor Studio Stadsonderzoek, een platform voor beter sociaal beleid in kwetsbare wijken. In het artikel dat de titel draagt: ‘Werkloos zijn is hard werken’, heeft Paul Blondeel het over micro-initiatieven die hefbomen zijn voor economische en stedelijke vernieuwing. Enkele passages:
“Er is al enkele jaren sprake van een heuse beweging die de rechten van deze micro-initiatiefnemers wil verbeteren en het statuut van de werkloosheid in vraag stelt. Burgers die formeel werkloos zijn, zijn vaak ontzettend ondernemend en leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid.” (…)
“Zulke micro-initiatieven tonen kansen die de klassieke arbeidsbemiddeling niet kan halen.  Hoewel de meeste initiatieven geen klassieke tewerkstelling opleveren, beantwoorden ze wel aan erg relevante noden.” (…)
“In buurten met veel micro-initiatieven, waait er dikwijls een nieuwe wind.  De directe uitwisseling van kennis, diensten of talenten, sluit goed aan op wat er lokaal leeft en nodig is, vaak beter dan de vrije markt ooit kan bieden.” (…)
Mensen die deelnemen aan wijk- en buurtgerichte micro-initiatieven, doen dit steeds in volledige vrijwilligheid. Maar vrijwilligheid pakt in de praktijk heel anders uit: in naam van activering worden mensen met een leefloon opgelegd om een ‘zinvolle’ dagbesteding te hebben. Omgekeerd mogen mensen die formeel ‘werkloos’ zijn, niet al te vaak meedoen aan onbetaalde activiteiten – ze worden immers geacht ‘voltijds beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt’ en hun dagen volledig te slijten met het zoeken naar reeds bestaande loonarbeid…
Het wordt tijd voor een koerswissel: in de huidige samenleving (en in die van morgen) zijn er steeds meer mensen die geen monetair beloonbare arbeid (zullen) verrichten maar die wel een zeer waardevolle bijdrage (zullen) leveren.  Het is dus niet slim en erg duur wanneer we al deze mensen aan een klassieke baan willen helpen.  Arbeidsbemiddeling, opleiding en activering kunnen behalve klassieke tewerkstelling beter ook deze nieuwe pistes bewandelen.
En juist daar knelt het.  Wie vandaag een ondernemend karakter heeft maar zich in de marge van loonarbeid bevindt, is juridisch gezien een paria. Je moet eerst een kind krijgen of een gezinslid verliezen vooraleer je een loopbaan kunt ‘onderbreken’.  We moeten dus snel naar een juridische situatie waarin ‘leven buiten de loonarbeid’ gezien wordt als activiteit. Werkloos zijn is immers een activiteit – vraag het maar aan mensen die het zijn."
Vanuit het ecovaproject pleiten wij voor een volledige ommekeer van de klassieke visie op wat arbeid en werkloosheid wordt genoemd en voor een revolutionaire aanpassing van de sociale zekerheidsstelsels. Het uitgangspunt daarbij is dat er zo goed als niemand is die niet op allerlei manieren gratis bijdraagt aan de basiseconomie die de feitelijke pijler is zonder dewelke de formele markteconomie waarschijnlijk geen dag zou kunnen overleven en die tot nog toe ook de enige duurzame economie blijkt te zijn.
Edgar Cahn, de bedenker van de Timedollars, noemt deze basis waarop de markteconomie is gebouwd de kern-economie van huishoudelijk, familiaal, buurt-, vrijwilligers- en gemeenschapswerk. Gabriel Chanan, tegenwoordig onafhankelijk consulent voor gemeenschapsontwikkeling, spreekt van de ‘non-cash’ economie en futurologist Alvin Toffler bedacht er de naam ‘prosumenteneconomie’ voor. Onder andere Nobelprijswinnaar economie Gary Becker, socioloog Stein Ringen en Alvin Toffler stellen dat deze basiseconomie ca. 50% van alle economische activiteit vertegenwoordigt. Volgens Terry Manning, directeur van Stichting Bakens Verzet / NGO Another Way’, is dat cijfer echter onderschat: “Persoonlijk denk ik dat zelfs in de meest geïndustrialiseerde landen het merendeel van het werk niet tot de geldeconomie behoort. In heel wat arme landen bedraagt de geldeconomie zelfs niet meer dan 5% van de totale economie. Ik denk ook dat het meeste onbetaalde werk productief is, terwijl het meeste betaalde werk in werkelijkheid onproductief is. (…) De meeste geïndustrialiseerde producten zouden nooit kunnen concurreren als de ingebouwde intrestfactor (-waarvan sommigen zeggen dat die meer dan 50% van de verkoopsprijs bedraagt-) niet zou worden gecompenseerd met subsidies doorheen het hele productieproces,” aldus Terry Manning.
Maar er is nog een andere, minstens even pertinente reden waarom het verschil in appreciatie tussen betaald en onbetaald werk beter opgeheven kan worden. In het Vlaamse Bliss magazine van september 2008 schreef Bernard Lietaer over een studie van de International Metalworkers Federation (Genève) die stelt dat we in de loop van de komende dertig jaar zullen evolueren naar een toestand waarin alle goederen voor de hele wereldbevolking dankzij nieuwe technologie zullen kunnen geproduceerd worden met slechts 2% van de huidige arbeidskrachten. Volgens Lietaer is de interessante vraag “wat zal die andere 98% doen?” We zullen “voor de eerste keer in de geschiedenis gedwongen worden onszelf opnieuw uit te vinden, losgekoppeld van ons werk." En op zoek moeten gaan naar andere redenen "die ons leven zin geven. Kunnen wij een tijdperk van nietsdoen en overvloed aan, zonder vrees om onszelf bezig te kunnen houden?”  In 'Beyond Greed and Scarcity' maakt Bernard Lietaer in dit verband het volgende onderscheid tussen werk en job: “Een job is iets wat je doet om in je levensonderhoud te voorzien; werk is iets wat je doet omdat jet het graag doet. Ik verwacht dat jobs in toenemende mate passé zullen worden, maar er is nog altijd een bijna oneindige hoeveelheid fascinerend werk te doen.”
“Het herdefiniëren van de rol van het individu in een nabije arbeidsloze samenleving wordt waarschijnlijk de belangrijkste kwestie van de komende decennia. (…) Het einde van het werk zou het einde kunnen betekenen van de beschaving zoals we die tot nu toe gekend hebben, of het begin kunnen aankondigen van een grote sociale transformatie en een hergeboorte van de menselijke esprit”, schrijft Jeremy Rifkin, auteur van The End of Work.
En in Robotic Nationvraagt Marshall Brain zich af: “Bestaat er een manier om die afhankelijkheid van een job te elimineren? Wanneer robots al het werk doen, kunnen we dan echt een einde stellen aan de economische noodzaak van tewerkstelling? Kunnen mensen met andere woorden echte vrijheid verwerven als robots die vrijheid mogelijk maken? (…) Indien mensen een inkomen zouden hebben zonder werknemers te zijn, zouden we een onvoorstelbare oceaan van menselijke creativiteit en menselijk potentieel kunnen ontsluiten.(…) Als we nu eens als samenleving eenvoudigweg geld zouden geven aan de consumenten om te spenderen in de economie? (…) We zullen elke burger het geld geven dat hij of zij nodig heeft om onafhankelijk financieel zeker te zijn. In een gerobotiseerde samenleving is economische zekerheid misschien het allerbelangrijkste waarover een mens kan beschikken.”
Onder invloed van onze technologie is de activiteitsgraad van onze basis- of prosumenteneconomie sterk toegenomen. Alleen al via het internet wordt continu een massale hoeveelheid onbetaald werk geproduceerd. Wanneer straks de eerste commerciële homefabricators beschikbaar zullen worden, zal de terugweg naar volledige zelfvoorziening opnieuw openstaan. “We zullen eindigen met desktopproductie. Dingen zelf maken die we vroeger kochten,” zegt Alvin Toffler in De Morgen (07/03/2009), de formele werkgelegenheidseconomie zal snel evolueren naar een ‘no-economy’ toestand: geen economie meer. Daarom moeten we “ophouden de huidige statistieken met een soort religieuze eerbied te bekijken. Vandaag is de definitie van werkloosheid: niet betaald worden. Het zegt niets over je graad van activiteit,” stelt Alvin Toffler.
“Vijftien jaar geleden sprak iedereen altijd van ‘jobs, jobs, jobs’. Nu is koopkracht het ordewoord, ook bij de Open VLD. Vanaf het moment dat het politieke milieu zich bewust wordt van het belang van koopkracht voor de economie ligt automatisch de weg open voor de invoering van het basisinkomen,” zegtRoland Duchatelet, ondernemer, oprichter van Vivant (Belgische partij die voor basisinkomen pleit) en senator voor Open VLD (Vlaamse liberale partij).” (De Morgen, 31 januari 2009) Maar wanneer er in deze tijden van crisis weer verkiezingen in aantocht zijn, steken de grote politieke partijen andermaal hun kop in het zand voor de reële evolutie naar een arbeidsarme formele economie en wordt de klassieke ‘jobs, jobs, jobs’ mantra weer uit de kast gehaald. Natuurlijk zijn er op de korte termijn nog kansen voor een relance van de werkgelegenheid. Een mondiale overschakeling op hernieuwbare energie en het opnieuw ‘groen’ maken van onze planeet zal in vele opzichten arbeidsintensief zijn. Zo zou het Masterplan Zeekracht van het Office for Metropolitan Architecture maar liefst 700.000 nieuwe jobs opleveren. Dat plan voorziet in een ring van windmolenparken in de Noordzee waardoor Europa tegen 2050 grotendeels energieonafhankelijk kan worden. (De Morgen, 17/02/2009) Maar de technologie evolueert razendsnel. En het is niet ondenkbaar dat tegen de tijd dat de nationale belangen overstegen zijn die de concrete realisatie in de weg staan, dit plan alweer achterhaald is door efficiëntere technologie.
In het vooruitzicht van die onomkeerbare verdere evolutie naar een arbeidsarme formele economie, is het al helemaal onzinnig vast te houden aan de strohalm van de werkgelegenheid om de sociale zekerheid te blijven financieren en de vergrijzing aan te kunnen. Daarom zou men in het bijzonder op de Dag van de Arbeid, maar eigenlijk het hele jaar rond serieuze aandacht moeten besteden aan het belang van de prosumenteneconomie en aan de waarde van al dat gratis werk waar ook de formele economie zijn voordeel uithaalt.
De waarde van die prosumenteneconomie vormt samen met het ecologisch kapitaal het hart van het ecovavoorstel. Want net zoals de prosumenteneconomie de basis vormt waarop de markteconomie zich ontwikkelt, vormen de natuur en het ecosysteem de basis waarop zowel de prosumenteneconomie als de markteconomie zich ontwikkelen. De basis- of prosumenteneconomie en het ecologisch kapitaal zijn dus de hoekstenen van onze samenleving en van de markteconomie. Daarom stelt het ecovaproject voor de actuele waarde van beide te converteren in legaal en schuldvrij geld voor toepassing in een alternatief geldsysteem zoals beschreven in de samenvatting.
In tegenstelling tot de fractional reserve banking en zijn fictieve schuldgeldcreatie door leningen kan met het ecovasysteem schuldvrij geld in circulatie gebracht worden dat, omdat het gebaseerd is op de validering van de twee meest permanente en tastbare waarden van de menselijke economie, de basis levert voor een duurzaam monetair alternatief ten dienste van het welzijn van alle mensen. De basis ook voor wereldwijde sociale, economisch en ecologische zekerheid in een samenleving die het dogma van werkplicht in de formele economie kan loslaten. De basis voor het opheffen van het onderscheid tussen ‘job’ en ‘werk’. De basis, tenslotte, voor een universele introductie van prosumentenrechten met onvoorwaardelijke sociale zekerheid, een universeel basisinkomen en uiteindelijk ook een onvoorwaardelijk universeel inkomen. Dit zijn de stappen die nodig zijn om zonder verder sociaal bloedbad de overgang mogelijk te maken naar een samenleving met een afnemende formele economie en om een voor alle mensen levenswaardige en toekomst biedende uitweg te vinden uit deze crisis van de eeuwige hebzucht en meedogenloze wreedheid van de financiële macht.
Rafael Staelens, 7 mei 2009