Op zaterdag 21 april was er bij de Omslag in Einhoven een aanloopdag over het Basisinkomen
Verslag door Marta Resink (Omslag)
We begonnen met een uitgebreide kennismakingsronde waarin iedereen kon vertellen naar welke aspecten van het basisinkomen zijn/haar belangstelling uitging. Het meest genoemd werden: arbeidsmotivatie (waarom zou je nog gaan werken?), de financiering, de (politieke) haalbaarheid en ‘welke stappen zijn nodig om tot realisering van een basisinkomen te komen?’
Michiel van Hasselt benadrukte dat het bij een basisinkomen gaat om bestaanszekerheid voor iedereen. En (dus) om een fundamenteel mensenrecht. Een basisinkomen is een vast (maand-)inkomen, dat de overheid aan iedere burger verstrekt of garandeert zonder daar voorwaarden bij te stellen. Het heet basisinkomen omdat het net genoeg is om van rond te komen. Wie een hoger inkomen wil blijft aangewezen op andere bronnen zoals inkomsten uit arbeid.
Vervolgens gaf Van Hasselt een schets van de ontwikkeling van de ideeën rond een basisinkomen in Nederland. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de verzorgingsstaat in Nederland zo’n beetje als ‘af’ beschouwd. In 1985 kwam de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), met een advies tot de introductie van een gedeeltelijk basisinkomen (‘Waarborgen voor zekerheid’). Dat advies, bedoeld als een ‘sluitstuk’ van de verzorgingsstaat, werd door de regering niet overgenomen.
Rond 1987 kreeg West-Europa te maken met een werkloosheidsgolf. Er werd gezocht naar een instrument voor de verdeling van de (schaarse) arbeid. In 1987 werd de Werkplaats Basisinkomen opgericht door betrokkenen bij de Voedingsbond FNV, het CNV en de PPR. Met begeleiding van wetenschappers werd een concept ontwikkeld voor een basisinkomen. De kring van belangstellenden groeide en leidde in 1991 tot de oprichting van de Vereniging Basisinkomen. Belangstelling kwam enerzijds uit kringen van mensen in de bijstand; daarnaast was er een duidelijke interesse vanuit de (progressieve) politiek en vanuit levensbeschouwelijke organisaties.
Naarmate de structurele werkloosheid in de jaren ’90 weer afnam, luwden ook de discussies over (de noodzaak van) een basisinkomen. Als onderdeel van het streven naar een duurzame en menswaardige samenleving, kwamen er meer contacten met de milieubeweging en met groepen die zich bezighouden met het bezit van grond. GroenLinks nam een eigen variant van het basisinkomen (een ‘voetinkomen’) op in haar verkiezingsprogramma 1998-2002. Daarna werd het ook vanuit die hoek stil. ‘De Groenen’ is nog de enige politieke partij in Nederland die een onvoorwaardelijk basisinkomen voorstaat. Bij een minderheid binnen GroenLinks is er nog wel belangstelling.
Met de doorvoering van een steeds strengere – en bureaucratischer – bijstandswetgeving, en onder invloed van acties tegen de sollicitatieplicht door actieve ‘baanlozen’ (werken om de inhoud en niet primair voor geld), kwam er in sommige gemeenten meer ruimte voor ‘erkend’ vrijwilligerswerk en vrijstelling van de sollicitatieplicht. De laatste jaren worden de voorwaarden om voor een minimum-uitkering in aanmerking te komen echter weer steeds stringenter; de uitvoering van de wetgeving in de praktijk kan van gemeente tot gemeente verschillen.
Vereniging Basisinkomen (VBI) werkt samen binnen het Basic Income Earth Network (BIEN), voor onderlinge uitwisseling en ondersteuning. Belangrijke Europese bondgenoten zijn vooral te vinden in België, Duitsland en Zwitserland. Binnen het Europese Parlement zijn het alleen de Grünen die voor een onvoorwaardelijk basisinkomen gaan.
Meer over de geschiedenis van Vereniging Basisinkomen, vanaf 1991 >>>
Na deze introductie draaiden we een lang fragment uit een Duits/Zwitserse film over het basisinkomen (uit 2008), die onlangs werd voorzien van een Nederlandse ondertiteling.
Bekijk hier de film (ook het transcript) >>>
Bron: http://www.omslag.nl/aanloopdag-basisinkomen-april-2012.html