Pieter Kooistra was een veelzijdig kunstenaar. Daarnaast gebruikte hij zijn creativiteit voor allerlei ideeën op sociaal en economisch gebied. Zo wilde hij de kunst binnen ieders bereik brengen. Daarom startte hij in 1955 samen met enkele bevriende kunstenaars in Amsterdam een primitieve vorm van kunstuitleen, die later uitmondde in de SBK.
In de jaren ’70 raakte hij onder de indruk van televisiebeelden van hongerend India en ontwikkelde hij ideeën voor een wereldbasisinkomen: het UNO-plan. Dit plan is vastgelegd in twee boeken: ‘Voor’ (1983) en ‘Het ideale eigenbelang’ (1993)
De man die we op het filmpje naar Pieter Kooistra zien vragen is Bernard A. Lietaer, Auteur van “De Toekomst van Geld” /”The future of Money” (vertaald in 18 talen) en is een internationale expert in het ontwerpen en implementeren van valuta-systemen. http://www.lietaer.com/about/bio/
Lees ook:rente-is-de-gevaarlijke-angel-in-het-geldsysteem
[iframe width=”520″ height=”382″ src=”http://www.youtube.com/embed/SpBn4ZfV5Kc” frameborder=”0″ allowfullscreen]
.
Pieter Kooistra was een kind van zijn tijd, waarin het gistte van revolutionaire en vernieuwende kunstvormen (Cobra, Dada, minimal art, performances, e.d.), die hartstochtelijk op zoek ging naar nieuwe beeldtechnieken (evoluons, stereografie) die zijn ideeën beter konden weergeven dan de gebruikelijke traditionele schilder- en beeldhouwkunst.
Wat hem echter van zijn meeste tijdgenoten onderscheidde was zijn sociale betrokkenheid die, gekoppeld aan een ongebreidelde creativiteit, een uitweg zocht voor een aantal maatschappelijke problemen. De oplossingen die Pieter Kooistra vond schitteren door eenvoud en zijn daarom voor velen nog altijd inspirerend of irritant. Irritant omdat er iets aan eenvoud kleeft wat ons stoort en op een diepgewortelde weerstand stuit.
Een kunstenaar worstelt altijd met zijn economische positie om de eenvoudige reden dat aan zijn product het laatste wordt gedacht wanneer alle andere levensbehoeften vervuld zijn. En die blijken meestal bij lange na nog niet vervuld. En toch hangt er in elk huis wel een schilderijtje aan de muur of is er een opzienbare stoel te zien die ooit is bedacht en ontworpen en met liefde gemaakt. Dat kunst misschien wel veel meer tot de allernoodzakelijkste levensbehoefte behoort wordt soms angstvallig vergeten.
Pieter kende dus ook de bijna clichématige armoe van de kunstenaar. Maar hij was in het bezit van een dubbeltalent : hij was niet alleen een kunstenaar die plastieken, foto s en schilderijen maakte, maar ook een geboren handelaar die echter de gebruikelijke goudkoorts vermeed maar zijn schilderijen ruilde tegen alles wat hij maar nodig had. Deze ongebruikelijke maar ook oeroude ruilhandel bracht hem op het idee van de kunstuitleen. In 1955 startte hij, samen met enkele bevriende kunstenaars in Amsterdam een heuse onderneming die echter nog met primitieve middelen moest worden opgebouwd. Zo is een professionele organisatie als de SBK gestart: met een oude fietstas waarin geleende en gevraagde kunstwerken werden rondgebracht door een toen nog jonge Pieter, fietsend door weer en wind.
Langs deze weg bracht hij de kunst, die tot dan toe enkel en alleen voor een kleine elite leek te zijn bestemd, een trapje lager, zodat ook zij met een krappe beurs voor enige tijd gelukkig konden zijn met een kleurig doekje aan de wand. De democratisering van de kunst: is dat niet de juiste omschrijving van een idee dat nu zo wijdverspreid is, zo gewoon, dat niemand eraan denkt dat er momenteel zo’n 100 kunstuitleencentra in Nederland zijn.
Fragment uit: “Het ideale eigenbelang” ***
In 1974 vond er weer een diep ingrijpende gebeurtenis in mijn leven plaats. Ik had inmiddels een atelier gekocht in Varik, een voormalig veerhuis aan de Waal. De eerste keer dat ik in dat huis was en naar buiten keek, kreeg ik door het uitzicht de ingeving: hier wil ik werken en hier zal ik geïnspireerde wereldomvattende ideeën krijgen: welke wist ik niet. Enige jaren later zat ik op een avond in mijn eentje naar een televisieprogramma over honger in India te kijken. Zoals zo vaak trokken beelden van uitgemergelde kinderen met onschuldige ogen aan me voorbij – maar dit keer waren ze zo indringend dat ik van ellende schreeuwend op de grond viel met een haast waanzinnig makende angst.
Ik besefte opeens dat ik in mijn pogen om “de geestelijke mens te stimuleren” eenzijdig, elitair en misschien wel liefdeloos was geweest. Hebben hongerigen en ontheemden iets aan kunst! Had ik die vraag niet verdrongen door af en toe plichtmatig wat geld te storten voor hulpverlening? Ik werd overvallen door gevoelens van zinloosheid, ik dacht dat ik me al die jaren vergist had en meende dat mijn ouders die socialistische idealen nastreefden, het eigenlijk veel beter hadden gedaan. Vroeger was ik tegen hen ingegaan: “Als jullie socialistische idealen vervuld zijn, staan jullie dan geestelijk en cultureel niet met lege handen!” Met mijn verstand kon ik er niet uitkomen: ik werd heen en weer geslingerd tussen een “geestelijk” en een “fysiek-economisch” mensbeeld. In de wanhoop van mijn hart, toen ik vreesde in waanzin onder te gaan, zag ik niettemin in dat die twee verenigd moesten worden. De beklemming zou worden verbroken als ik me verbonden zou weten met de mensheid als geheel, spiritueel en toch concreet. Gelijkberechtigdheid als opgave voor een economie, een extra wereldeconomie onder leiding van de Verenigde Naties: zo concreet zag ik dat meteen voor me.
Pieter Kooistra ging op zijn eigen houtje economie bestuderen en langzaam kreeg zijn wereldomvattende plan vorm. In 1983 publiceerde hij in eigen beheer het boek “Voor”, waarin hij de kern van zijn ideeën vastlegde. De titel “Voor” kenmerkt zijn instelling. In plaats van uit te gaan van de verschillen tussen partijen, zouden mensen moeten kijken naar wat zij gemeen hebben.
In datzelfde jaar werd de stichting “UNO-inkomen voor alle mensen” opgericht ter promotie van het wereldplan. Middels subsidies van het ministerie van Buitenlandse Zaken volgde er een tweede boek: “Het ideale eigenbelang” dat in 1993 in het Nederlands verscheen en vier jaar later in het Engels: “The Ideal Self-Interest”.
Daarin is het plan voor een wereldbasisinkomen meer gedetailleerd uitgewerkt. Eveneens in 1993 kwam voor het eerst het kwartaalblad van de stichting uit met dezelfde titel. Later volgde een video over het wereldplan.
Intussen ging hij onverdroten verder met zijn kunst. Schilderijen, bewegend grafiek met de naam “evoluon”, hij wist ze met veel succes te ruilen tegen alles wat hij nodig had om zijn plan te verwezenlijken: kopieermachine, computers, drukkosten of batterijen om zijn evoluons draaiende te houden.
Pieter schreef veel, vooral de laatste jaren van zijn leven. Hoewel hij klaagde dat hij maar niet aan zijn kunst toekwam, kon hij het niet laten te blijven schrijven. Schriften vol bespiegelingen, paginalange artikelen voor het kwartaalblad, verongelijkte brieven aan mensen die zijn plan niet begrepen of optimistische brieven aan hoge heren waarin hij oplossingen voor wereldconflicten aandroeg. Hij had een tomeloze werkdrift die weinigen konden bijbenen.
Tot op zijn sterfbed bleef hij schrijven. Pieter stierf aan een longbloeding op 5 mei 1998, bevrijdingsdag, in het ziekenhuis te Tiel. Zijn as werd over de Waal uitgestrooid op 24 juni, de dag waarop hij 76 zou worden.
Bron: http://www.uno-inkomen.nl
***Pieter Kooistra, Het Ideale Eigenbelang – Een UNO-Marshallplan voor alle mensen, Uitgeverij Kok Agora, Kampen, 1993, ISBN 90-391-0574-X 201
Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Pieter_Kooistra