Een Basisinkomen komt dichterbij door de invoering van Regionale Complementaire valuta binnen Europa – wat je niet voorkomen kunt, moet je benutten.
Veel Nederlanders zijn erg tevreden over de euro. De internationale handel binnen de Euro-zone en toerisme zijn simpeler geworden, nu koersrisico’s tot het verleden behoren. De óntevredenen noemen de hoge inflatie, die niet tot uitdrukking komt in de officiële inflatie cijfers van de overheid. In het bijzonder de horeca is fors duurder geworden.
Los van deze discussie staat de volgende paradox: het grootste deel van de wereld, te weten Europa, Engeland, USA en Japan hebben een fiduciair fractioneel fiat geldsysteem (FFF) dat door banken in stand wordt gehouden.
Fiduciair: geld is een afspraak, meer niet. Er is geen onderliggende waarde zoals goud.
Fractioneel: banken hoeven maar 10% van al het geld van hun rekeninghouders aan hen te kunnen uitleveren. De andere 90% wordt door de overheid bekostigd mocht een bank omvallen (run on the bank)
Fiat: banken mogen geld scheppen uit niets met toestemming van de overheid
Banken zijn in zulk een FFF-systeem niet alleen nodig voor het betalingsverkeer tussen partijen in de reële economie, zij hebben van de overheid ook de geldschepping in hun takenpakket gekregen. De Centrale banken namelijk scheppen slechts 10% van het geld dat de commerciële banken scheppen. De banken scheppen 90% van al het geld. Verder is 97% giraal en 3% chartaal (munten en bankbiljetten).
Voor een moderne kapitalistische economie is geld als betaalmiddel een basisbehoefte. De keus om de zorg voor de mate van aanwezigheid van dit betaalmiddel volledig over te dragen aan commerciële marktpartijen (de banken), die statutair niet op het algemeen belang uit zijn maar op eigen gewin voor hun aandeelhouders, is een toonbeeld van een zeer boud geloof in de efficiëntie van het vrije marktmechanisme. Deregulering.
Volgens de econoon Bernard Lietaer, ex-medewerker van de Nationale Bank van België, is elke economie met een enkele valuta te vergelijken met een monocultuur in de landbouw. Als er ziekte uitbreekt, raakt alles zeer snel besmet. Mono-valuta in economie is zeer onstabiel. In de afgelopen 300 jaar zijn er al 220 mono-valuta systemen gecrashed en opgedoekt. De dollar, euro, yen en pond zijn allemaal in de problemen. Over de Chinese munt weet ik weinig, anders dan dat ook de Chinese overheid een bescheiden staaatsschuld heeft van 400 miljard dollar.
Vroeg of laat gaat dit crashen ook met de Euro gebeuren. Dat is namelijk ingebouwd in elk fff-systeem. Men probeert dit echter zo lang mogelijk uit te stellen, omdat bij iedere bijna-crash van de Euro enorme vermogensoverdrachten plaatshebben ten koste van de Nederlandse en Europese bevolkingen. Dat vermogen komt dus ergens anders terecht, bij de superrijken die profiteren van het euro-systeem en het graag zo lang mogelijk in stand houden.
Duurzaam is ons geldsysteem echter niet. Het is op de lange duur onhoudbaar, tenzij we eeuwige economische groei zouden hebben. Op een eindige planeet is een eeuwige economische groei echter onmogelijk en het streven ernaar levensgevaarlijk in de letterlijke zin.
De kern van de fff-geldsystemen Dollar, Euro, Pond en Yen is dat al het geld dat in omloop is in de reële economie (met als partijen: bedrijven, burgers, overheden) geleend is van de financiële sector (de banken). De niet-reële wereldeconomie is tegenwoordig 50x groter dan de reële economie. Al het geld in de reële economie is geleend geld. Geleend vanuit de financiële sector, die het terugverwacht met interest. Vanwege die interest zijn de schulden van de reële sector aan de banken 4x groter dan de totale hoeveelheid geld op Aarde. Indien de reële sector zou proberen al haar schulden af te lossen, zou na 25% aflossen al het geld op Aarde verdwenen zijn. Individueel kun je dus je schuld aflossen, maar collectief niet. De wanverhouding groeit schever en schever. De reële sector zou na 25% afgelost te hebben volledig zonder geld geraakt zijn en de financiële sector zou nog 75% van haar vorderingen moeten innen van een reële sector die blut is en geldloos.
Natuurlijk wordt dit punt, de singulariteit, in de praktijk nooit bereikt. In de praktijk wordt het gebrek aan geld in de reële sector zó nijpend, dat er altijd wel weer bedrijven, burgers of overheden kansen zullen zien om nieuw geld te lenen vanuit de financiële sector. Dat is ook in het belang van de financiële sector. Telkens nieuwe rechtvaardigingen verzinnen voor kredietverlening.
Met dat nieuwe geld, geleend door de één, kan een ánder dan weer zijn bestaande schuld verder aflossen. En zo gaat de tredmolen voort. Met duurzaamheid is dit alles niet te verenigen.
postief geld dat circuleert
Wereldwijd is er een sterk groeiend besef onder bewustwordende burgers dat de oude geldsystemen niet sustainable zijn. Er wordt gezocht naar vormen van “positief geld”, niet door rentedragende schuld in omloop gebracht, en tóch breed geaccepteerd. Onder de pioniers vindt men de LETS ruilkringen en Strohalm/Socialtrade.org, die met C3 projecten in Uruguay en Brazilië enorme successen boekte.
In Japan financiert men de zorg voor de vergrijzende bevolking niet in Yen, maar in een ruil-valuta, door de overheid gesanctioneerd. In Lithouwen financiert men de opbouw van de kenniseconomie met een complementaire valuta, Doraland, die de overheid geen cent kost om in roulatie te brengen. In Gent financiert men de aanpak van probleemwijken met een lokale valuta, die de gemeente uit een hoge hoed tovert zonder dat dit euro’s kost.
Aanvullende valuta bieden dus uitkomst voor drie problemen:
- het financieren van overheidsprojecten, zodanig ontworpen dat het complementaire geld circuleert
- het terugdringen van de schuldenproblematiek rond de Euro landen
- het stabiliseren van de economie, veerkracht vergroten (crash bestendigheid)
basisinkomen
Het lijkt niet meer dan logisch om een holistische aanpak te volgen bij het oplossen van de zeer diverse problemen in geld-land. Wij (VBi) willen alle burgers hun bestaansrecht garanderen middels een onvoorwaardelijk basisinkomen. Dat zou dan meteen kunnen gebeuren in de vorm van een complementaire valuta. (Laten we deze “florijn” noemen.)
Elke Nederlander heeft elke maand ongeveer 1000 euro nodig. Misschien de helft, misschien het dubbele, maar die orde van grootte. Nederland kan dus grotendeels draaien op een hoeveelheid circulatiegeld van 16,6 miljoen Nederlanders x 1000 is 16,6 miljard euro … of florijn. Die enorm lijkende geldhoeveelheid zou gedurende een enkel jaar in omloop gebracht kunnen worden door simpelweg de heffingskorting van de belastingdienst ten bedrage van 124 euro per maand direct te gaan uitkeren aan alle meerderjarige burgers van Nederland. En wel in florijnen. Florijnen zullen binnen Nederland blijven circuleren want het buitenland kan er weinig mee. De werkgevers betalen door het direct uitbetalen van de heffingskorting dan minder netto loon uit aan de werknemer (bij gelijk bruto loon) en dragen meer loonbelasting af. Want bij niemand hoeft de werkgever nog rekening te houden met de heffingskorting. Die wordt immers uitbetaald door de fiscus in florijnen.
Omdat de overheid zélf de florijnen in omloop brengt, en ze niet hoeft te lenen van de banken, komen er in de begroting van de overheid nu elk jaar vele miljarden euro’s vrij t.g.v. de introductie van de florijnen. Daarmee kan de staatsschuld (in euro’s) een stukje worden teruggedrongen.
Het enige wat nodig is voor een complementaire valuta, om breder geaccepteerd te worden dan de vele reeds bestaande LETS valuta’s, is dat de overheid haar accepteren zal ter voldoening van belastingaanslagen. Dat maakt een valuta algemeen aantrekkelijk.
Het is van belang dat de overheid niet méér florijnen in omloop brengt dan dit basisinkomen, omdat het verleden uitwijst dat de meeste regeringen de verleiding niet kunnen weerstaan veel te veel geld in omloop te brengen, wat inflatie teweeg brengt.
Wellicht zou een referendum een extra waarborg zijn tegen misbruik door de overheid.
Micha Kuiper – Keerkracht (2013)