Een basisinkomen kan in paars gekleed gaan [1994]

Saar Boerlage in 1987

Uit de oude doos komt dit artikel van Saar Boerlage [1]. Het stond in nieuwsbrief basisinkomen nummer 10, juli-1994 [2]. Er is sinds die tijd niet veel veranderd. De maatschappij is weer aan dezelfde kant van de vicieuze cirkel [3] terecht gekomen, met dien verstande dat nu (voor s0mmigen) nog meer zichtbaar is dat het anders moet. Misschien dat deze blik in het verleden de wereld in de toekomst met een basisinkomen kan verblijden.

Een basis-inkomen kan in paars gekleed gaan 

Dit artikel wordt geschreven in de periode, dat Kok ‘de opdracht van de Koningin’ gekregen heeft. Wat er uit komt is nog niet duidelijk, maar vooralsnog ga ik er vanuit, dat een kabinet met een min of meer paarse tint uiteindelijk gaat regeren. Maar mocht er een ander kabinet komen, dan nog staat de vraag centraal hoe het bestrijden van het tekort aan betaald werk en hoe het oplossen van de problemen rond de sociale zekerheid aangepakt moeten worden. Tot nog toe is er bij de mogelijke regeringspartijen sprake van ’n weinig voortvarend compromis dat leidt tot een bescheiden lastenverlichting voor ’t bedrijfsleven, wat extra betaalde werkplekken, en een koopkrachtdaling die voor iedereen even groot zou zijn. Dat de minima, die door eerdere bezuinigingen reeds in financiele moeilijkheden zijn geraakt, het weer het zwaarst te verduren krijgen, wordt verdedigd met het argument dat het scheppen van werk voor hen belangrijk is.
‘Uitsluiting’ (van participatie op de arbeidsmarkt) zou erger zijn dan ‘uitbuiting’ door verlaging van het minimumloon en de uitkeringen. Men vergeet echter, dat zelfs als het voorgenomen beleid slaagt, slechts een klein deel van de uitkeringsgerechtigden betaald werk zullen krijgen, terwijl de rest (de overgrote meerderheid) èn ‘uitsluiting’ èn ‘uitbuiting’ te wachten staat. In sommige kringen duikt in het debat thans het begrip gedwongen arbeid op. Maar mensen dwingen om arbeid te verrichten zonder beloond te worden is niet alleen ongewenst, maar ook onproductief. De slavenhouders van ruim een eeuw geleden hebben geconstateerd dat na het opheffen van de slavernij, dus bij de invoering van een ‘normale’ relatie werkgever/werknemer er een beter bedrijfsresultaat te voorschijn kwam. Dit idee zal mede daarom niet veel aanhang krijgen.

De vraag waarom de bestrijding van de problemen rond de werkloosheid en de sociale zekerheid zo’n moeilijk te nemen hindernis voor de paarse onderhandelaars is (geweest), wordt m.i. door het bovenstaande niet echt beantwoord. Het compromis met als kenmerk: een beetje van alles wat, sluit immers zeer goed aan bij de paarse verkiezingsprogramma’s. Ik veronderstel dat er meer aan de hand is.

Het gelijk van Marcel van Dam en Rinnooy Kan

Er is naast grote verschillen in aanpak bij deze heren ook eensgezindheid. Beiden willen af van het huidige stelsel, dat ze omschrijven als verouderd en daardoor onnodig kostbaar en slecht voor de economie. Gebrek aan veranderingsgezindheid constateren ze. Het is mede door deze geluiden niet zo wonderlijk dat er in de paarse gelederen twijfels ontstaan. Het idee, dat Marcel van Dam en anderen gelijk hebben, knaagt aan de poten van het paarse driepootkrukje.
Onzekerheid of de voorgestane maatregelen gesteund door een te verwachten conjuncturele opwaartse schommeling het tekort aan betaald werk kunnen terugdringen en daarmee de gevreesde tweedeling kunnen tegenhouden, maakt het moeilijk om achter het compromis te staan. Ook wordt steeds luider gehoord dat er sprake is van structurele werkloosheid die slechts door het verdelen van het betaalde werk kan worden bestreden. Doet men dat niet, dan blijft het bedrag dat voor uitkeringen moet worden opgebracht te hoog, en blijft de situatie van uitkeringsgerechtigden perspectiefloos. Velen zitten nu reeds blijvend in de z.g. ‘armoedeklem’: de situatie, dat passend werk, (bijv. parttime baan), niet de mogelijkheid geeft om een inkomen te verwerven, dat boven het uitkeringsniveau ligt.

Een ombuiging naar gedwongen arbeidsinzet komt niet uit de mond van Rinnooy Kan. Hij wil, dat de Sociaal Economische Raad (SER) binnen een jaar met een geheel nieuw sociaal stelsel komt. Hij pleit als het om risicoverzekering gaat, voor een verschuiving van collectieve verantwoordelijkheid naar eigen keuzevrijheid. Kortom, het is goed, dat de eerste paarse onderhandelingen mislukt zijn, want nu kan veel overtuigender de hang naar onwerkbare compromissen worden bestreden. De genoemde heren en hun aanhang krijgen steeds meer gehoor. Dat het stelsel, dat de leden van de Vereniging Basisinkomen voorstaan in de discussie nog te weinig aan bod komt, is jammer, maar we vorderen gestaag, nu de roep om verandering luider wordt. Hieronder volgt de inbreng, die ik graag in de discussie naar voren zou (ga) brengen.

Basisinkomen: van doodlopend slop naar wenkend alternatief

Enige leden van de Vereniging Basisinkomen hebben met hulp van deskundigen op het terrein van economie, belastingheffing en gedragswetenschappen, het laatste jaar een systeem ontwikkeld, dat noch ‘uitsluiting’ noch ‘uitbuiting’ tot resultaat lijkt te hebben. Zonder dat de minima er op achteruitgaan, de schatkist geplunderd wordt of de concurrentiepositie van ons land op het spel wordt gezet, kan een volledig basisinkomen worden gerealiseerd. Dit model is kleurrijk, maar vooral paars omdat:

er komt meer vrijheid: op de arbeidsmarkt verdwijnen regels, eigen initiatief wordt aangemoedigd, risicoverzekeringen worden naar eigen individueel inzicht en voorkeur afgesloten en de individuele economische zelfstandigheid zonder controle op inkomen of huishoudensvorm is een feit.
Er komt meer betaald werk, maar vooral: er vindt een vrijwillige verdeling van betaald en onbetaald werk plaats. De armoedeklem verdwijnt alsmede de stigmatisering van uitkeringsgerechtigden. Ontspanning op de arbeidsmarkt zorgt voor kwalitatief beter werk, voor minder ziekte en invaliditeit, en voor een zelfbewuste vakbeweging.
door de bank genomen verandert de koopkracht van de diverse huishoudens (en individuen) niet. Omdat er sterk bezuinigd wordt op ambtelijke apparaten en de werkgelegenheid toeneemt is er ruimte voor een bescheiden koopkrachtstijging.

Een blauwdruk

Er wordt uitgegaan van het bedrag dat een alleenwonende uitkeringsgerechtigde veelal ontvangt: f. 1300.- per maand. Het heeft praktische voordelen om de invoering van dit basisinkomen in ‚‚n keer tot stand te brengen. Maar starten met een gedeeltelijk basisinkomen waarna het bedrag ieder jaar hoger wordt, is ook denkbaar. Met name een start van f. 930,- per maand, (de helft van de bijstandsuitkering van twee samenwonenden), wordt veelvuldig bepleit. Om het niet te ingewikkeld te maken ga ik hier uit van het volledige basisinkomen vanaf 23 jaar. Achttienjarige hebben een basisinkomen van f. 800.- per maand. In vijf jaar groeit dat uit tot het volledige B.I. Het aantal toeslagen kan dan beperkt worden tot ‚‚n (n.l. voor eenoudergezinnen). Daarnaast blijft er de mogelijkheid om een beroep te doen op de Bijzondere Bijstand. Het basisinkomen wordt bij de werkenden verrekend met de belastingheffing. Wie geen, of weinig belasting betaalt krijgt het bedrag geheel of gedeeltelijk uitbetaald.
Er zijn in Nederland 11 miljoen mensen van 23 jaar en ouder en 1 miljoen tussen 18 en 23 jaar. Met de invoering van het basisinkomen is ongeveer 185 miljard gulden gemoeid. De toeslag voor eenoudergezinnen maakt hiervan 2 miljard uit. Deze 185 miljard wordt bijeengebracht door het aanboren van vier bronnen:

Herbestemming van uitkeringsbedragen.
Er worden nu reeds door de overheid grote bedragen aan uitkeringsgerechtigden verstrekt. De grootste posten zijn: AOW (37 mlrd), ABW 12 mlrd), AAW (6 mlrd) en AWW (5 mlrd). Ook aan studiefinanciering wordt 6 miljard besteed. Met wat kleinere posten samen ‘bespaart’ de overheid bij invoering van een BI rond de 69 miljard gulden.

Belastingmaatregelen.
Een logische maatregel is de belastingvrije voet van f. 1300,- per maand te verrekenen met de bestaande (lage) belastingvrije voet en de invorderingsvrijstelling. Dat levert 27 miljard op. Een andere grote post wordt verkregen door afschaffing van de werkgeverspremies. De werkgever wordt ontheven van de verplichting om verzekerings- en pensioenpremies voor werknemers af te dragen. Daardoor ontstaat er ruimte om van werkgevers ’n nieuwe belasting, ecotaks of productheffing te vragen.

Deze ecotaks heeft het bijkomend voordeel dat arbeidsintensieve bedrijvigheid minder belast gaat worden, hetgeen banen oplevert. De ecotaks kan 38 miljard opleveren. Andere belastingvoorstellen zullen een aanzienlijk deel van de aftrekposten (o.a. t.a.v. eigen woningbezit) en forfaitaire kosten betreffen (14 mlrd). Tezamen leveren de belastingmaatregelen rond de 79 miljard op.

Subsidievermindering.
Het merendeel van dit bedrag wordt verkregen door subsidies af te schaffen op zaken waarvan vooral huishoudens met een (wat) hoger inkomen profiteren. Deze operatie, die o.m. door de Sociaal Economische Raad (SER) al eens is voorgesteld, wordt wel de ‘Grote Uitruil’ genoemd.

Het Sociaal Cultureel Planbureau komt in haar net gepubliceerde studie met een vergelijkbaar voorstel ‘balansverkorting collectieve sector’. SER en SCP compenseren de subsidievermindering met belastingverlaging, terwijl de Vereniging Basisinkomen daarmee een deel van het basisinkomen verrekent. De SER stond een besparing van 20 miljard voor. Bij het SCP betreft het in principe een aanzienlijk hoger bedrag. Hier wordt echter de SER (20 mlrd) gevolgd.

Positieve effecten van het basisinkomen.
Bij de uitvoering van de sociale zekerheid kan ongeveer de helft van de kosten geschrapt worden (4 mlrd). En op termijn kan ongeveer het dubbele worden bespaard. Een andere besparing betreft de werkgeverspremies van de overheid (7 mlrd). Voorts zal de opbrengst van de inkomstenbelasting stijgen omdat verwacht mag worden dat meer mensen betaalde arbeid kunnen vinden en er minder gefraudeerd wordt. Samen met een hogere opbrengst van de omzet- en bedrijfsbelastingen (als gevolg van koopkrachtverbetering) levert dat 6 miljard op. Een voorzichtige schatting van deze autonome effecten is dus 17 miljard gulden.

1+2+3+4 = 69+79+20+17 = 185 miljard

Conclusie: Een basisinkomen, daar wordt iedereen beter van!

Werknemers:

Voor hen is er een verbetering van de koopkracht ondanks de extra kosten voor het verzekeren tegen loonderving en voor het opbouwen van een pensioen. Extra kosten worden ook veroorzaakt door de ‘uitruil’ tussen het recht op belastingaftrek en het verkrijgen van subsidies enerzijds en het recht op een basisinkomen anderzijds. Maar alleen in heel bijzondere gevallen zal er sprake zijn van (tijdelijk) koopkrachtverlies. De keuze om minder uur per week betaalde arbeid te verrichten komt binnen nagenoeg ieders bereik. De prestatiedruk vermindert, waardoor minder stress verwacht mag worden.

Werkgevers;

Flexibeler arbeidsmarkt. Minder administratiekosten en voor het Midden en Kleinbedrijf: arbeidsextensievekosten. Het basisinkomen is voor kleine zelfstandigen een welkome aanvulling op het eigen (toekomstige) huishoudbudget. De invoering van een ecotaks zal voor sommige (arbeids-extensieve) bedrijven kostenverhogend werken, maar ook zonder het invoeren van een basisinkomen wordt deze belastingvorm wel ingevoerd.

Overheid:

Het bedrag dat via de sociale zekerheid uitgekeerd wordt is hoog, maar gaat ondanks demografische ontwikkelingen (vergrijzing) op termijn dalen. Het vervolgen van fraudeurs met een minimuminkomen kan sterk worden verminderd. Minder werklozen betekent ook minder uitgaven in de sfeer van banenpools, jeugdregelingen, vandalisme, etc. Het belastingstelsel wordt eenvoudiger te hanteren, en mede daardoor is er sprake van een vermindering van de overheidsuitgaven.

Werkzoekenden:

De armoedeklem verdwijnt. Het wordt immers toegestaan om naast het basisinkomen betaald werk te verrichten. Er komen meer banen beschikbaar doordat het bedrijfsleven gestimuleerd wordt en doordat veel meer mensen voor een deeltijdbaan zullen kiezen. Controle op de vorm van samenleven of het hebben van betaald werk verdwijnt en daarmee ook de stigmatisering.

Vrijwilligers en zelfstandigen:

Onbetaalde arbeid gaat meer gewaardeerd worden. Omdat ieder (volwassen) individu economisch zelfstandig is, krijgt men de keuze om zorgtaken zelf te verrichten of uit te besteden. ‘Zelfstandigen’ kunnen met het basisinkomen als uitgangspunt een eigen bedrijf realiseren. Dat geldt ook voor kunstenaars. Studenten krijgen ook meer vrijheid. Wel zullen zij (omdat subsidies aan het hoger onderwijs afgeslankt worden) soms een hoger collegegeld moeten betalen. Daarvoor is ruimte, omdat het opbouwen van een studieschuld, niet knellend hoeft te zijn in een samenleving, die vanaf 23 jaar een inkomen van f. 1300.- per maand gegarandeerd.

Ouderen en arbeidsongeschikten:

Het basisinkomen is een gegarandeerd inkomen. Daarnaast is er ruimte om voorzieningen en subsidies voor ouderen, gehandicapten en zieken minstens op het huidige niveau te handhaven. Dat geldt ook voor de Bijzondere Bijstand en de werkvoorzieningen voor gehandicapten. Samenwonenden krijgen een hoger inkomen dan nu, ook al zullen sommige subsidies voor hen worden verminderd. Voor alleenwonenden verandert de koopkracht niet. Voor uitkeringsgerechtigden die nog geen 65 jaar zijn en redelijk gezond zijn verandert er daarentegen weer veel. Zij kunnen straks (desgewenst) naast het basisinkomen betaalde arbeid gaan verrichten.

Alleenwonenden:

Huishoudens met twee of meer volwassenen hebben relatief meer voordeel van een basisinkomensysteem dan alleenstaanden. Maar dat is relatief. Ook alleenstaanden met betaald werk hebben straks meer te besteden. Zij zullen veelal in vergelijking met gezinshuishoudens minder pensioenpremie e.d. gaan betalen, hetgeen voordelig uitpakt. Alleenwonenden zonder betaald werk krijgen de gelegenheid (net als andere werkzoekenden) om naast het basisinkomen betaald werk te zoeken. Voor eenoudergezinnen is er een toeslagregeling, die zodanig is, dat er in koopkracht niet op achteruit wordt gegaan.

Vakbonden:

De positie van de vakbonden wordt versterkt doordat de werkloosheid afneemt. Voorts blijven taken als onderhandelen over beloning, het bewaken van de kwaliteit van de arbeid e.d. bestaan. Als de verantwoordelijkheid voor het verzekeren van risico’s en voor de pensioenopbouw verlegd is naar de werknemers zou de vakbeweging voor haar leden de organisatie daarvan kunnen aanbieden. Dat daarbij meer dan in het verleden rekening gehouden kan worden met de wensen van het individu is winst en kan ervoor zorgen, dat de vakbeweging gevoelig blijft voor de verlangens van alle (potentiële) leden.

Politiek:

Een beleid opstarten waardoor het vastlopen van het stelsel van sociale zekerheid wordt bestreden is dringend nodig. Het basisinkomen geeft perspectief voor werkzoekenden en stimuleert de bedrijvigheid. Kortom, de kiezers zullen de politici, die het basisinkomen hebben ingevoerd op handen dragen. Het komende kabinet (paars of anderszins) kan als men het bovenstaande verder uitwerkt en verstandig invoert, nog jaren op een vaste, hoge populariteit rekenen.

[1] http://nl.wikipedia.org/wiki/Saar_Boerlage

[2] http://basisinkomen.nl/nieuwsbrief/nieuwsbrief10.pdf

[3] http://nl.wikipedia.org/wiki/Vicieuze_cirkel (mooi woord voor een dictee!)