Het Sociaal Krediet: economische democratie

In zijn nieuwe encycliek Caritas in Veritate (Liefde in Waarheid) [4], schreef Paus Benedictus XVI [3] in Paragraaf 66:

“Een effectievere rol voor consumenten, als zij tenminste zelf niet worden gemanipuleerd door verbanden die hen niet werkelijk vertegenwoordigen, is wenselijk als factor in een economische democratie.”

Douglas2
Clifford Hugh Douglas

De Schotse ingenieur Clifford Hugh Douglas (1879-1952)[5] , die de financiële opvattingen over het Sociaal Krediet (Social Credit) [1] ontwikkelde, schreef in Credit-Power and Democracy[6] (Kredietmacht en democratie):

“Het Sociaal Krediet is een sociaaleconomische filosofie waarbij consumenten, indien zij beschikken over voldoende koopkracht, het productiebeleid vaststellen door hun monetaire stem uit te oefenen. Economische democratie betekent in deze visie niet dat een werknemer het bedrijfsleven controleert. Door het productiebeleid bij de overheid, banken en bedrijven weg te halen, opent het Sociaal Krediet de ogen van een ‘aristocratie van producenten, die een democratie van consumenten dient en door hen erkend wordt’”.

Voordat het als Sociaal Krediet bekend werd, noemde men Douglas’ financiële denkkader gewoon “economische democratie” (Het is ook de naam van het eerste boek van Douglas over het onderwerp). Hieronder volgt een artikel van Louis Even waarin hij uitlegt hoe een systeem, gebaseerd op Sociaal Krediet, een echte ‘economische democratie’ kan zijn, waarin “een meer effectieve rol voor consumenten is weggelegd”, zoals de paus schreef.

– Het navolgende is geschreven door Louis Even[2] –

LE-dr-copy
Louis Even

Majoor C.H. Douglas, de geniale uitvinder van de leer en de stellingen van de sociale kredietverlening, publiceerde zijn eerste boek over dit onderwerp in november 1919. Het was getiteld Economische Democratie. Pas later werd zijn filosofie “Sociaal Krediet” gedoopt.

De twee termen zijn echter goed verenigbaar met de economische theorie van Douglas. In feite draait de hele zaak om de kredietwaardigheid van een samenleving (Sociaal Krediet). De uitdrukking daarvan in geld moet de samenleving en haar leden dienen in plaats van hen in schulden te steken en te verarmen. Maar deze leerstelling gaat ook over een echte economische democratie.

Demos, Kratein

Op politiek vlak vat het woord democratie het idee van een regering van het volk en voor het volk samen; van een politieke organisatie waarin mensen vrij hun regeringen kiezen. En ook van een systeem waarbij ze hun regeringen duidelijk kunnen maken, wat ze verwachten van de manier waarop hun publieke belangen behartigd worden.

Maar voor een groot aantal mensen betekent het woord democratie bijna alleen nog maar het instrument, de periodieke verkiezingen, waarbij de vertegenwoordigers van het volk voor een bepaalde termijn gekozen worden. Voor deze mensen is een perfecte democratie een feit als er algemeen kiesrecht is, als iedereen (ten minste alle volwassenen) het recht hebben om te stemmen. Iedereen – is dit geen adequate betekenis van ‘demos’ (mensen)? En als mensen hun eigen regering kiezen, is dit geen bewijs dat zij regeren, ‘kratein’, omdat ze deze regeermacht delegeren?

Of we democratie nu beschouwen als het ene of het andere van de bovenstaande twee betekenissen – als gehoorzaamheid aan de wil van het volk of als een stemmachine – als we de term democratie overbrengen naar de economische sfeer merken we dat het perfect past bij de doctrine van het Sociaal Krediet.

Het economisch domein

In de economie gaat het om behoeften en de goederen die deze behoeften bevredigen. Economische activiteit omvat de productie en distributie van producten en diensten, zowel voor particulieren als voor de gemeenschap.

In de politieke sfeer is het individu een burger. Op economisch gebied is hij de consument. In het politieke domein uit de burger zijn verlangens en eist resultaten van de regering en andere overheidsinstanties.

Op economisch gebied richt de consument zijn eisen tot het productiesysteem van zijn land. Van de landbouw en aanverwante sectoren vraagt hij voedingsmiddelen en van de textielindustrie kleding. Hij vraagt huisvesting aan de bouwsector en van artsen en ziekenhuizen vraagt hij zorg voor zijn kwalen. Enzovoorts, met alle andere takken van industrie en handel.

Het productiesysteem is de optelsom van alle activiteiten die producten en diensten opleveren. Het is het vermogen om te produceren.

De consument krijgt wat hij vraagt wanneer zijn verzoek vergezeld gaat van het instrument dat deze aanvraag effectief maakt, namelijk geld of koopkracht. Koopkracht is het vermogen om te betalen.

Productiecapaciteit maakt het mogelijk om goederen en diensten aan te bieden. Koopkracht maakt het mogelijk om deze goederen en diensten aan te schaffen.

De mogelijkheid om te betalen en te produceren

Als het vermogen om te produceren mislukt, dan betekent de mogelijkheid om te betalen niets. Zelfs met een zak goud kun je geen brood kopen op de Noordpool, want er is geen brood en ook geen mogelijkheid om er tarwe te laten groeien.

Anderzijds als de mogelijkheid om te betalen geen gelijke tred houdt met het vermogen om te produceren, dan stopt de productie zolang goederen niet verkocht worden. Dit gebeurt zelfs als behoeften onvervuld blijven. In ons land waar producten in overvloed zijn, is dit vaak het geval. Gezinnen zonder koopkracht moeten het doen zonder de goederen die ze nodig hebben, zelfs als deze goederen in de winkel liggen. De kreten van de behoeftigen, ongeacht hoe hard ze klinken, zijn aan dovemansoren gericht als de armen niet kunnen betalen.

Zo zien we dat niet menselijke behoeften beslissen over productieactiviteiten, maar het bezit of gebrek aan geld. Dit noemen we een financiële dictatuur.

In zowel de economie als in de politiek is dictatuur het tegenovergestelde van democratie. Er is geen sprake van economische democratie wanneer het individu, als consument, niet meer van het productiesysteem de goederen kan krijgen waarop hij recht heeft en die hij mag verwachten. Een mens heeft niet het gevoel dat hij op een democratische manier behandeld wordt, wanneer hij zonder benodigdheden moet leven – ondanks een enorme productiecapaciteit – simpelweg omdat hem de koopkracht ontbreekt om deze goederen te kopen.

Een land dat zich democratisch noemt en toch deze financiële dictatuur laat voortbestaan heeft een merkwaardig idee van de betekenis van democratie. De tirannie van het geld drukt zwaar op het leven van individuen en gezinnen. Het hele jaar legt het een zware druk op het beheer van onze instellingen en overheidsinstanties. De overheid die een dergelijke gang van zaken toestaat in het land waarover zij de jurisdictie heeft, is nauwelijks een democratische regering, zelfs als die regeert op basis van de stembusuitslag. Het is een regering dienstbaar aan een dictatuur.

In een systeem gebaseerd op de beginselen van het Sociaal Krediet zou de mogelijkheid om te betalen afgestemd worden op de capaciteit om te produceren. Het een zou met het ander gelijkgeschakeld worden.

De productiecapaciteit zou niet gestopt of beperkt worden omdat men niet kan betalen. Dit is omdat de mogelijkheid om te betalen zou worden aangepast aan de mogelijkheid om goederen te produceren die nodig zijn voor bestaande behoeften.

We willen niet doorgaan met een situatie van menselijke noden, terwijl alle goederen beschikbaar zijn. Productie en distributie zouden niet beheerst worden door geld, want geld zou zich schikken naar de behoeften van de productie en distributie.

Dit zou een echte economische democratie zijn. Zolang het productiesysteem aan zijn behoeften kan voldoen, moet de individuele consument alle goederen en diensten ontvangen die hij nodig heeft en waarop hij recht heeft om productief te kunnen zijn en om fatsoenlijk van te kunnen leven.

Economisch kiesrecht

Bovendien zou deze democratie compleet zijn, het zou gelden voor alle consumenten (dus voor alle burgers) van elke leeftijd en positie. Dit zou een universeel, economisch kiesrecht zijn, universeler dan het politieke kiesrecht. Een kiesrecht dat elke dag uitgeoefend kan worden.

Deze economische democratie zou uitgeoefend worden door middel van echte economische stembiljetten. Door middel van deze stembriefjes zou de consument niet de kandidaat van zijn keuze maar de goederen van zijn keuze kiezen. Deze economische stembiljetten worden in Canada dollars genoemd.

Elke dollar is een stem die het de drager mogelijk maakt om met zijn dollars te stemmen voor producten of diensten naar keuze. Hoe meer hij van deze economische stembriefjes (dollars) in zijn zak heeft, hoe breder het aanbod aan producten dat voor hem openstaat.

En om dit economisch kiesrecht universeel mogelijk te maken, moet elk individu deze stembiljetten bezitten en als consument moet die hem in staat stellen om te stemmen voor die-en-die goederen.

Het Sociaal Krediet bereikt dit doel omdat het inkomen geeft aan ieder individu, ongeacht leeftijd, geslacht, beroep, huidskleur of religieuze en politieke overtuiging.

Dit basisinkomen, dit primaire recht om gebruik te maken van de productiecapaciteit van een land, moet op zijn minst voldoende zijn om de noodzakelijkheden van het leven aan te schaffen. Het is onaanvaardbaar dat een burger gebrek moet hebben aan noodzakelijke levensbehoeften in een land met een overvloedige productie.

Dit basisinkomen wordt verleend met als enige voorwaarde dat je lid bent van de samenleving. In het vocabulaire van de Social Crediters heet het ‘sociaal dividend’. Het is nationaal of provinciaal, afhankelijk van de vraag of het systeem de natie of de provincie bestrijkt. Dit dividend is het echte instrument van economisch kiesrecht.

Dollars verdiend als salarissen, honoraria, winst of dividend verdiend door het bedrijfsleven zijn ook economische stembiljetten, maar ze zijn gevormd door de omstandigheden waaronder ze verdiend zijn. Salarissen zijn verknoopt met werkgelegenheid. Niet iedereen kan werken. Kinderen, bijvoorbeeld, kunnen niet in een fabriek werken. Dit geldt ook voor zieken, ouderen, huisvrouwen en anderen die ingezet zouden kunnen worden, maar die vervangen zijn door machines. Deze machines produceren goederen efficiënter en in grotere hoeveelheden dan mensen dat kunnen.

Het universele dividend is het enige economische stembiljet dat echt democratisch is. Het Sociaal Krediet is daarom de meest geavanceerde theorie met betrekking tot economische democratie.

Producenten ongemoeid laten

Wat meer is, dit systeem doet niets af aan particulier initiatief of ondernemen. Economisch stemmen vraagt om resultaten – producten die behoeften bevredigen. Maar het laat het productiesysteem vrij in de wijze waarop deze producten geproduceerd worden. De moderne technologie voor de fabricage van goederen is efficiënt, maar het zou nog beter gaan, als er geen financiële belemmeringen waren. Als er geen gebrek was aan economische stembriefjes (dollars), zouden goederen ruimschoots aanwezig zijn om aan de vraag te voldoen. De distributie zou even efficiënt zijn als de productie. En zou dit niet ideaal zijn, efficiënt en zeer gewenst door producenten en consumenten?

Het is verkeerd om particuliere ondernemingen de schuld te geven van iets dat te wijten is aan het financiële systeem en niet aan de productie. In plaats van te proberen om de productiesector te veranderen, moeten stappen genomen worden om het financiële systeem te herzien. Het moet socialer worden, meer gericht op de maatschappij – om de goede reden dat geld door zijn aard sociaal is. Alleen door een perverse daad is geld uitgegroeid tot een instrument van misbruik.

Het Sociaal Krediet zou dan de huidige financiële dictatuur vervangen door een echte economische democratie waarin de consument (die is immers de reden van de productie) de echte meester van een productieprogramma zou zijn — van het programma, niet de methoden van productie. De consument zou beslissen wat er geproduceerd wordt, niet hoe het geproduceerd wordt. De productie zou zich voegen naar de consument en niets anders willen dan aan zijn eisen te mogen voldoen.

De efficiëntie van deze economische democratie zou alles, wat ooit is ervaren met betrekking tot politieke democratie, overtreffen.

Efficiëntie vergeleken

Nu we de vergelijking tussen de huidige politieke democratie en de economische democratie, dus van het Sociaal Krediet, hebben gemaakt, dat wil zeggen tussen een politieke stem en het economische stemmen van het Sociaal Krediet, zou het interessant zijn om de doelmatigheid van de politiek en economisch uitgebrachte stemmen te vergelijken.

We zullen de vraag naar kwantiteit of frequentie buiten beschouwing laten. Uiteraard krijgt de burger slechts één moment, bij verkiezingen, om zijn politieke keuze te maken als hij uit een een aantal aspirant-kandidaten iemand moet kiezen die hem vertegenwoordigt in de regering. Als de burger tussen de verkiezingen door zich niet herkent in de overheid kan hij zich niet beroepen op zijn stemgedrag. Hij moet andere, onbekende manieren zoeken waarvan hij niet weet hoe hij ze moet gebruiken. Daarom wacht hij teleurgesteld op de volgende verkiezingen waarbij hij opnieuw kan struikelen.

Maar met zijn economische stem vindt juist het tegenovergestelde plaats. Hij kan het iedere dag gebruiken, zodat hij elke dag in zijn behoeften kan voorzien. Toch krijgt hij niet de producten om in deze behoeften te voorzien, totdat hij zijn stembiljet (dollar) neerlegt op de toonbank van de koopman.

Het voornaamste verschil ligt echter in het rendement. Wanneer u uw politieke voorkeur in de stembus deponeert, is het gemarkeerd met een kruis dat de kandidaat van uw keuze aangeeft. Maar het kan heel goed gebeuren dat op de avond van de verkiezingen je de kandidaat krijgt die je niet wilt. Je wilde Peter als je vertegenwoordiger en Paul werd gekozen. Of als je Peter krijgt, dan zijn de mensen die voor Paul stemden niet gelukkig.

Je economische stem geeft je hoe dan ook altijd wat je wilt, mits je een economisch stembriefje hebt. En het geeft je buurman wat hij wil, zelfs als het iets is wat jij persé niet wilt. Er bestaat een grote verscheidenheid aan producten die voldoen aan veel verschillende smaken. Iedere smaak kan bevredigd worden als de economische stembiljetten voor iedereen beschikbaar zijn.

Als je je stembiljetten (dollars) uit je portemonnee haalt en tegen de winkelier zegt “Dit is voor boter”, dan zal hij je geen jam geven. Als je buurman zijn stembiljetten (dollars) pakt en zegt “Jam, alsjeblieft”, zal de handelaar hem geen boter overhandigen. Je stem is dus altijd effectief: zwarte of bruine schoenen, een broek, een tochtje met de trein, een TV-toestel of een doodskist.

Er is geen sprake van een winnende meerderheid of een verliezende minderheid. Je economische stem maakt voor jou mogelijk wat je wilt, wat jij als individu kiest.

En als je iets hebt uitgezocht, vervangt de koopman het product door het te bestellen bij de fabrikant of de agrarische sector. De industrie maakt producten waar vraag naar is, niet de producten waar niemand voor stemt.

Op deze manier bepaalt jouw keuze wat er geproduceerd wordt, maar niet hoe het geproduceerd wordt. Je keuze vertelt de boer en de industrie wat ze moeten produceren zonder daarbij te zeggen ‘hoe’. Met het ‘hoe’ hoef je je niet te bemoeien dat is een zaak van de producent. Bovendien kan de moderne productie op geen enkele manier in (geld)verlegenheid gebracht worden vanwege de vraag om iets te produceren.

En dus hangt alles af van het al dan niet hebben van deze stembiljetten of dollars. Hij die ze niet heeft, bezit niets. Hij kan niet stemmen voor producten. Hij oefent geen invloed uit op wat zijn land produceert. Hij leeft niet in een situatie van economische democratie. En onder deze omstandigheden heeft politieke democratie weinig betekenis voor hem.

Mannen en vrouwen, burgers die beroofd zijn van economische stembiljetten en aan de genade van de liefdadigheid overgeleverd zijn – dat is de situatie voor velen onder onze huidige dictatuur van het geld. Een dergelijke toestand zou in een systeem van echte economische democratie, op basis van de beginselen van het Sociaal Krediet, niet bestaan.

 

Noten: