Hoe Nederland stiekem het basisinkomen invoert

Reeds jarenlang is bekend dat de meeste Nederlanders tegenstander zijn van een basisinkomen. Nederlanders willen alleen maar werken, werken en nog eens werken.
Werk, werk, werk was de leuze van de succesvolle Paarse regeringscoalitie van sociaal-democraten en liberalen uit 1994.
De arbeidsparticipatie steeg in van 55 % in 1990 tot meer dan 65 % in 2000.
Nederlanders zijn zowat de productiefste werknemers ter wereld (en ze werken het kortste). Praat je met hen over een basisinkomen, dan ben je al snel belachelijk en als politicus snel uitgeschakeld.

Daarom wordt het basisinkomen in Nederland stiekem ingevoerd.

In de toekomst zijn er grofweg drie alternatieven voor de sociale zekerheid in Nederland.
De meerderheid van de rechtse VVD wil een ministelsel.De overheid garandeert alleen een sociaal minimum, alles wat meer is dan de bijstand is vrijwillig. Zo'n 15 a 20 % van de Nederlanders steunt deze opvatting.
De meerderheid ( 50 tot 60 %) wil streng, maar rechtvaardig doormodderen met het huidige systeem. Geen fundamentele hervormingen.  Het bestaande stelsel afslanken en concentreren op de meest behoeftigen. Hardere bestrijding van fraude. De meerderheid van de sociaal-
en de christen-democratie kiest voor deze lijn.
Een minderheid van zo'n kwart van de Nederlanders wil een basisinkomen. Het basisinkomen vind vooral aanhang in groene en links-liberale kringen en minderheden van de drie grote partijen PvdA, VVD en CDA. Prominente politici als VVD Minister van Financiën Zalm, ex-Minister van Economische Zaken Weijers (D66) en CDA ideoloog Wijffels (hoofd van de Rabobank) en Staatssecretaris voor Financiën Bos (PvdA) steunen een basisinkomen (al dan niet in de vorm van een negatieve inkomstenbelasting).

Een stukje geschiedenis van de Nederlandse discussie

De eerste impuls voor de Nederlandse discussie over het basisinkomen stamt uit 1975. J. H. Kuiper, hoogleraar Sociale Geneeskunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, brengt in die tijd met een stroom lezingen en publicaties een discussie op gang rond het idee van een basisinkomen voor alle Nederlanders.
Ontkoppeling van arbeid en inkomen maakt een nieuwe maatschappelijke waardering mogelijk van de relatie betaalde arbeid en onbetaalde arbeid en daarmee tegelijkertijd een humanisering van het betaalde werk.
Op het politieke vlak komt de eer toe aan de PPR. Deze partij is een van de voorlopers van het huidige GroenLinks en zat in die tijd in de regering Den Uyl. Al sinds 1976 is deze partij pleitbezorger van een basisinkomen.
Bezorgd over de snelle stijging van de werkloosheid spreekt de Voedingsbond FNV zich in 1981 uit voor een basisinkomen. De bond is bang dat de op handen zijnde technologische omwentelingen arbeidsplaatsen vernietigen. De robots komen! Voor de voedingsbond onder charismatische leiding van Greetje Lubbi is het basisinkomen een middel tot fundamentele
herverdeling van werk tussen de geslachten.
Door toedoen van de Voedingsbond ontstaat er in breder verband een discussie en wordt de publieke opinie gemobiliseerd. In de PvdA komt nu ook een gedachtewisseling op gang. Op
partijcongressen wordt het idee telkens met en meerderheid van 60 % verworpen.
In 1981 lanceert het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs een plan voor een basisinkomen. Het basisinkomen dient gecombineerd  te worden met een privatisering van bijna alle andere
vormen van sociaal inkomen.  Het plan wordt positief ontvangen door het wetenschappelijk bureau van het  links-liberale D66 dat voorstelt tot een geleidelijke invoering ervan over te gaan.
Halverwege de jaren tachtig gebeurt er iets opmerkelijks. Voor heteerst spreekt een regeringsinstitutie zich uit over het basisinkomen en wel positief. In 1985 komt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met een – al van meet af aan omstreden – rapport Waarborgen voor zekerheid. De opstellers propageren de invoering van een soort half basisinkomen ( 450 gulden plusminus 200 euro) per maand en per individu en een aanvullend
systeem van sociale zekerheid. De lijn van argumenteren is pragmatisch, bijna technocratisch. Het rapport wordt van alle kanten neergesabeld. De voorlopers van GroenLinks en de vakbonden ergeren zich eraan dat het minimumloon wordt losgelaten en dat het slechts om een
half basisinkomen gaat. ('een half basisinkomen is geen basisinkomen) de sociaal-democratische PvdA benadrukt haar principiële bezwaren tegen welk basisinkomen dan ook. En voor rechts Nederland betekent het slechts een nog groter bureaucratisch labyrint van het stelsel van sociale zekerheid dat juist eenvoudiger moet.
Ondanks de striemende kritiek ging de discussie over het basisinkomen vrolijk verder aan het einde van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig. Misschien vergaat het met het voorstel van de WRR voor een half basisinkomen net als met het voorstel van een regeringscommissie uit 1944 tijdens de oorlog gedaan voor een bijstand voor iedere Nederlander. Daar was behalve de PvdA iedereen tegen en toch werd het 20 jaar later in 1965 ingevoerd.
Het halve basisinkomen kon in Nederland wel eens in 2005 of 2010 ingevoerd worden.
In de VVD werd een studiegroep gevormd over het WRR voorstel van een half basisinkomen. In een van de voorlopers van GroenLinks de PSP werd het basisinkomen onderdeel van de socialisme discussie. De organisaties van uitkeringsgerechtigden wordt het voorstel van een
basisinkomen positief bejegend. In de grootste vakbond van Nederland de ambtenarenbond AbvaKabo barstte een discussie los en ook in de FNV is het onderwerp niet langer taboe. Ondanks tegenwerking vanuit de PvdA top is er in die partij een aantal jaren een zeer actieve
Werkgroep voor een basisinkomen actief.
In 1987 richten 14 organisaties gezamenlijk de Werkplaats Basisinkomen op (vanaf 1991 Vereniging Basisinkomen, de Nederlandse tak van Basic Income European Netwerk).
Vakbonden (Voedingsbond en Vrouwenbond, politieke partijen (PPR), organisaties van werklozen en vrijwilligersorganisaties. Zij voeden de onder invloed van de oplopende werkloosheid aan het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig de felle
brede maatschappelijke discussie in Nederland over een basisinkomen.
In 1990 publiceert het Ministerie van Sociale Zaken een door voorstanders geschreven boek over basisinkomen. Joop Roebroek en Erik Hogeboom: Basisinkomen alternatieve uitkering of nieuw paradigma? In 1992 komt het machtige Centraal Plan Bureau met Nederland in drievoud. In een van de drie scenario's wordt het basisinkomen in de vorm van een negatieve
inkomstenbelasting geleidelijk ingevoerd. De hoogte bedraagt 50 % van het sociale minimum van een koppel en wordt in 2015 zonder financiële of economische pijn bereikt. Een van de hoofdauteurs is Zalm later hoofd van het Centraal Plan Bureau en sinds 1994 Minister van Financiën voor de VVD. Dit rapport maakte basisinkomen acceptabel voor de economische elite van Nederland.
In 1993 berekent datzelfde Centraal Plan Bureau dat er een forse daling van de werkloosheid optreedt bij de invoering van een basisinkomen van 1200 gulden ongeveer 550 euro per maand en een vlaktax van 44 % (ter vervanging van de toenmalige belastingstarieven van 38, 50 en 60 %).
Sinds 1995 krijgt in de vakbeweging het cappuccino model steeds meer aandacht. Econoom Kris Douwma is hier de dragende figuur. Een negatieve inkomstenbelasting van ongeveer 900 gulden (zo'n 425 Euro) vormt de koffie. Daarbovenop enkele wettelijk verplichte verzekeringen zoals voor ziektekosten (de melk) en daar weer bovenop de vrijwillig verzekeringen ( de cacao).

De discussie over het basisinkomen in Nederland is de laatste jaren weggeëbd. Dat komt ook door het succes van de werk, werk, werk politiek van de Paarse regering.

Bijvoorbeeld het aantal artikelen in de Volkskrant over basisinkomen bedroeg in 1994 58, in '95 45, in '96 30, in '97 22, in '98 15 en in '99 12.
Maar onder de oppervlakte smeult het vuur van de discussie verder. Onder het eerste Paarse kabinet was afgesproken om de sociale zekerheid grondig te hervormen. Alleen de PvdA en de VVD waren het absoluut oneens over welke richting: De VVD wilde het kale mini stelsel en de PvdA wilde doormodderen onder het motto streng maar rechtvaardig. Het compromis was om een discussie te organiseren. Maar de Paarse regering stelde keer op keer die discussie uit omdat gevreesd werd dat zo'n felle discussie schadelijk zou zijn voor het voortbestaan van
de Paarse coalitie.
Eind 1997 ging de lont even in het kruitvat. Kort na elkaar verklaarde de VVD Minister Zalm van Financiën en de D66 Minister van Economische Zaken Weijers zich op persoonlijke titel uit voor een basisinkomen. De PvdA in de vorm van Minister President Kok wist niet hoe snel
hij deze "gevaarlijke" geest weer snel in de fles moest stoppen. Hij verklaarde dat het basisinkomen er wel zo komen in Nederland, maar niet nu, maar over een flink aantal jaren en verder koppen dicht en discussie gesloten.
Maar de praktijk was anders. Precies een jaar geleden voerde Paars II een belangrijke belastingshervorming door. De tarieven werden verlaagd. Hoogste tarief van 60 naar 52%, 50 % tarief naar 42 % en het laagste tarief van 38 naar 32 %. Nog belangrijker was dat de belastingvrije voet werd afgeschaft en vervangen door een systeem van individuele ( niet overdraagbare) heffingskortingen. De Paarse politici noemen het niet zo ( want 75 % van de Nederlanders wil er niet aan) maar feitelijk gaat het hier om een gedeeltelijk basisinkomen van 3.321 gulden per jaar of te wel  275 gulden per maand per burger. In Euro's 120 euro per maand.
1.2 miljoen huisvrouwen en een paar duizend huismannen moesten worden opgespoord om aan hen dit bescheiden gedeeltelijk basisinkomen over te maken mochten zij in 2001 geen andere inkomsten uit betaalde arbeid hebben genoten.
Een ander opmerkelijk initiatief van Paars II was om na de kunstenaars, die hun uitkering als een basisinkomen mochten gebruiken nu ook amateur topsporters in Nederland een bedrag van 1033 gulden voor alleenstaanden en 1666 gulden per maand voor gehuwden of samenwonenden als basisinkomen over te maken.

Op 15 mei  zijn er weer verkiezingen in Nederland. Paars III lijkt er niet te komen. Door de opkomst van Leefbaar Nederland o.l.v. Pim Foruyn  – een soort Vlaams Blok light – is het vrijwel zeker dat de PvdA met slechts een kwart van de stemmen toch de grootste partij blijft. Dat komt omdat de VVD veel stemmen zal verliezen aan Leefbaar Nederland. In dat geval zullen  er net als in België ten minste drie partijen nodig zijn om een meerderheid te vormen.

Of de combinatie GroenLinks-PvdA-CDA of de combinatie CDA-VVD-Leefbaar Nederland. Het CDA zit opnieuw op de wip en polderman Balkenende besluit naar links over te hellen.
In september 2002 wordt de eerste sociaal-ecologische coalitie een feit GroenLinks leider Paul Rosenmoller is dan mogelijk in om Minister van Sociale Zaken te worden. Die nieuwe coalitie zou de heffingskorting van 120 naar 240 euro kunnen optrekken, maar het mag dan nog steeds geen gedeeltelijk basisinkomen heten. Feitelijk zou dan in 2005 het scenario van de Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid uit 1985 na 20 jaar werkelijkheid zijn geworden.
Ook gaat de GroenLinks-PvdA-CDA coalitie eindelijk de WAO aanpakken. Van de 7 miljoen werknemers in Nederland krijgen er bijna 1 miljoen een WAO uitkering. WAO staat voor Wet op de Arbeidsongeschiktheid. Eigenlijk zijn een groot deel van deze 1 miljoen mensen verkapte werklozen. Als je je dat realiseert dan is het model van werk, werk, werk van de Paarse regeringen gewoon mislukt.  Er gaan geluiden op om niet alleen strenger te selecteren aan de ingangspoort van de WAO, maar ook om gedeeltelijke arbeidsongeschikten een gedeeltelijk basisinkomen te geven zodat ze makkelijker de armoedeval kunnen ontsnappen en betaald werk vinden.
Tegen 2010 komt er dan een rechtse regering aan de macht in Nederland. Het hele bureaucratische systeem  van sociale zekerheid moet vereenvoudigd worden. Loonsubsidies voor Melkert banen, gedeeltelijke WAOers met een gedeeltelijk basisinkomen, forse heffingskortingen voor iedereen, huursubsidies etc. Niemand weet meer de weg in dit sociale labyrint. Daarom besluit deze nieuwe rechtse regering in Nederland om iedereen een gedeeltelijk basisinkomen te geven van rond de 450 euro per maand. Alle andere regelingen worden afgeschaft. Alleen gehandicapten en volledig arbeidsongeschikten krijgen daarnaast nog een extra uitkering.
Dan is het kunstje geflikt. Zonder een fatsoenlijke discussie in het Nederlandse parlement kwam het basisinkomen er toch.
Stiekem wordt in Nederland het basisinkomen ingevoerd. Daarna blijven linkse en rechtse partijen nog lang bakkeleien over de hoogte van het basisinkomen in Nederland. Voor GroenLinks is 450 euro per maand niet genoeg en voor rechts is het teveel.

Het basisinkomen is liberaler dan de liberale VVD en socialer dan de sociale PvdA. Juist omdat het links en rechts aanhangers en tegenstanders heeft in de Nederlandse politiek kan het niet op de klassieke koninklijke manier ingevoerd worden. 

Maar uiteindelijk telt het eindresultaat.
 
Alexander de Roo – Europarlementariër voor GroenLinks