Het grootste gevaar voor de toplaag van een hiërarchisch ingerichte maatschappij is overvloed. Overvloed brengt, in tegenstelling tot schaarste, vrijheid. In een situatie van overvloed, kunnen mensen namelijk doen wat ze zelf willen, zonder dat hun bestaan in gevaar komt. Mensen worden onafhankelijk. En onafhankelijkheid is vrijheid. En dat is precies tegenovergesteld aan de belangen van de machthebbers, omdat hun macht nou juist bestaat uit onze onvrijheid.
Daarom zal iedere machthebber proberen om overvloed te voorkomen om daarmee mensen voortdurend in schaarste te houden waardoor ze permanent moeten werken om het hoofd boven water te houden. Het is les één uit het leerboek voor heersers.
Maar daarmee ontstaat een probleem: als mensen voortdurend werken, produceren ze ook voortdurend dingen. En als ze veel zinvolle dingen zouden produceren, zouden er ook veel zinvolle dingen beschikbaar komen, en dat zou dan weer leiden tot overvloed. En dus tot het verdwijnen van de noodzaak om voortdurend te werken.
In deze tijd wordt de productie van steeds meer zinvolle zaken geautomatiseerd. Dat wil dus zeggen dat daarvoor steeds minder arbeid nodig is. Er zijn daarmee steeds minder mensen nodig om de benodigde hoeveelheid aan zinvolle dingen te produceren. Het gevolg daarvan zou dus ook overvloed zijn, namelijk een overvloed aan tijd. Het wordt overbodig om steeds te blijven werken als er voldoende zinvolle zaken beschikbaar zijn. En die overgebleven tijd kan dan aan andere dingen besteed worden. Aan andere zinvolle dingen bijvoorbeeld.
Het is voor het voortbestaan van de hiërarchische machtsstructuur daarom noodzakelijk dat er zoveel mogelijk mensen zinloos werk verrichten. Zinloos werk dat voorkomt dat mensen tijd hebben om zich bezig te houden met zinvolle zaken. Zinvolle zaken die tot overvloed zouden leiden, en daarmee tot het verlies van controle van de machthebbers over het volk. Maar het is nog niet zo eenvoudig om mensen voortdurend zinloos werk te laten doen. Mensen zijn uit zichzelf namelijk geneigd om hun tijd en energie te besteden aan zaken die ze juist wel zinvol vinden. En daarom wordt er op alle fronten aan gewerkt om dat te voorkomen.
Een van de dingen die daarvoor worden ingezet in propaganda. Bijvoorbeeld propaganda om ook vrouwen zinloos werk te laten doen. Het feminisme is een mooi voorbeeld van een succesvolle campagne. Vanaf de jaren zestig is vrouwen verteld dat het grootbrengen en opvoeden van kinderen een taak is die gebaseerd is op ondergeschiktheid. En dat een zinvolle levensinvulling alleen buitenshuis te vinden is. Een typisch voorbeeld van een Orwelliaanse omkering. Het heeft ervoor gezorgd dat veel vrouwen de zinvolle taak van het grootbrengen en opvoeden van kinderen, inruilden voor zinloos werk buiten de deur. De in de media getoonde rolmodellen waren (en zijn) steeds moeders met interessante banen zoals advocaat, manager of succesvol zakenvrouw, maar in de praktijk kwam het erop neer dat verreweg de meeste vrouwen zinloos repetitief of administratief werk gingen verrichten. Doordat die vrouwen daarmee ook een bijdrage gingen leveren aan het gezinsinkomen, steeg het gemiddelde gezinsinkomen, en, zoals altijd, stegen de kosten van levensonderhoud evenredig mee. En dat dwong andere vrouwen ook om buitenshuis te gaan werken, en daarmee eveneens hun zinvolle bezigheden thuis, in te ruilen voor zinloze bezigheden buiten de deur. Anders was het leven niet meer betaalbaar. En dit mechanisme bracht vervolgens weer een complete nieuwe zinloze bedrijfstak met zich mee, namelijk de kinderopvang. Er zijn tegenwoordig speciale MBO opleidingen die meisjes scholen tot kinderleidster in de kinderopvang. Meisjes die, als ze vervolgens zelf kinderen krijgen, die kinderen niet zelf kunnen opvoeden omdat ze uit economische noodzaak gedwongen zijn om de kinderen van anderen op te voeden.
En zo komen we op het tweede speerpunt van de campagne voor zinloosheid: onderwijs. Onderwijs speelt een belangrijke rol in het zinloos werk, omdat goed onderwijs ervoor zou kunnen zorgen dat mensen vaardigheden krijgen. En mensen met vaardigheden zullen die vaardigheden willen gebruiken. Ze zullen die vaardigheden op een zinvolle manier proberen aan te wenden. Als er veel mensen zijn met zinvolle vaardigheden, dan zal dat dus leiden tot het tot stand komen van veel zinvolle dingen, en dat zal vervolgens weer leiden tot overvloed. En dat mag dus niet.
Vandaar dat het ongewenst is dat een meerderheid van de mensen zinvolle vaardigheden leert. Sinds enkele jaren is er daarom in het onderwijs sprake van een door de overheid opgelegde methodiek met de naam “competence-gericht onderwijs”. Competence wil zeggen vaardigheid. Vaardigheidsgericht onderwijs dus. Ook dit is weer een uitermate cynisch voorbeeld van een Orwelliaanse omkering. Competence-gericht onderwijs doet namelijk precies het tegenovergestelde van wat de naam suggereert. Binnen competence gericht onderwijs wordt het docenten lastig gemaakt en soms zelfs ronduit verboden om vakkennis over te dragen. Dit type onderwijs is volledig gericht op verwarring en stuurloosheid door het ontbreken van iedere vorm van logische structuur. De enige competentie die de leerling aangeleerd krijgt, is het opvolgen van zinloze opdrachten zonder kritische vragen te stellen, en het omgaan met een omgeving bestaande uit collega’s die zich ook voortdurend bezighouden met zinloze taken. Oftewel het opdoen van de benodigde sociale “vaardigheden” om zonder morren te verblijven in een omgeving van volledige zinloosheid. En om deze manier van leven en bezig zijn te ervaren als volkomen normaal. Dit alles om te voorkomen dat mensen vaardigheden ontwikkelen en die daarom ook zullen gaan gebruiken.
Naarmate er meer overvloed ontstaat aan zinvolle zaken (hetgeen als gevolg van de moderne geautomatiseerde productiemethoden momenteel het geval wordt), moet de groep mensen met werkelijke vaardigheden dus steeds kleiner worden. Ook dat is prima terug te zien in het onderwijs. Zo’n 70% van de jeugd blijft steken bij het inhoudsloze VMBO/MBO, een percentage dat groeit. Ze krijgen daar een “opleiding” die ze nergens anders voor klaarstoomt dan het accepteren en opvolgen van zinloze opdrachten en het afzien van het stellen van kritische vragen. Het bereidt ze voor op een levenlang van zinloze bezigheid. Daarnaast rechtvaardigt het lage opleidingsniveau een laag inkomen gedurende hun werkzame leven, en ook dat draagt bij aan de beoogde schaarste. Schaarste die noodzakelijk is om de controle, en daarmee het hiërarchische model in stand te houden.
Schaarste die nog verder versterkt wordt door het opzetten van economische crises, en, als er desondanks een overvloed dreigt te ontstaan, het vernietigen van die overvloed door middel van oorlog. Maar daarover een andere keer.
Auteur: Pieter Stuurman
Bron: http://www.argusoog.org/2010/12/zinloos-werk/