De werking van de arbeidsmarkt op wereldschaal is “oneerlijk”, omdat ze fundamenteel ontwricht door de welvaartsverschillen in de wereld. De Chinese arbeider is voor de multinational goedkoop, maar voor de MKB-er onbereikbaar. Toch verkoopt de multinational de in China gemaakte producten op de zelfde markt als de MKB-er.
Zo is het geen wonder dat de Rotterdamse vrachtautochauffeur zich oneerlijk beconcurreerd voelt door zijn Poolse collega. Die collega woont bijvoorbeeld in Krakau met vrouw en kinderen. De kosten van levensonderhoud (de levensstandaard) zijn daar nog niet de helft van die in Rotterdam (gemiddeld inkomen per persoon €39.224,- ten opzichte van € 15.988,-). Dus ook als die Poolse chauffeur wat extra moet reizen (vaak op kosten van de baas) kan hij toch nog voor een veel lager loon werken dan zijn collega in Rotterdam.
Die oneerlijke concurrentie komt door de verschillen in welvaart. De Rotterdamse chauffeur kan immers niet tegen Poolse prijzen in Rotterdam wonen/leven. Het gevolg is dat de Rotterdamse lonen onder druk blijven staan. Ontslag voor de Rotterdammer blijft dreigen zolang deze loonverschillen, die niets te maken hebben met de aard van de prestatie, blijven bestaan. Tot die tijd zal er overigens ook druk blijven op de Pool om in Nederland te gaan “wonen”. Dat is immers (nog) makkelijker.
Perverse prikkels van de wereldarbeidsmarkt
Schijnbaar werkt de (wereld)markt op deze wijze: de Rotterdamse chauffeur is werkloos en de Pool woont de hele week ver weg van huis. Dat is ontwrichtend voor de samenleving en allerminst efficiënt vanuit de wereld als geheel en vanuit het milieu gezien. Bovendien zijn de mensen die van huis gaan doorgaans niet de minst ondernemende, het zijn niet de kneusjes die hun beste krachten buiten hun land besteden.
Dat verhaal van wegtrekken van de besten (braindrain) vanuit de landen die het minst ontwikkeld zijn, naar de rijkere landen is al diverse jaren aan de gang. Het zorgt voor ongewenste emigratie en immigratie over de wereld en voor ontwrichting van de samenleving hier zowel als daar. Die superglobalisering, die ervoor zorgt dat het werk naar China (en vergelijkbare landen) verdwijnt – dat zo de werkplaats van de wereld wordt met alle onevenwichtigheden van dien -, vindt zijn brandstof in de (grote) verschillen in loonkosten over de wereld. Die loonkostenverschillen moeten dus (veel) kleiner, willen we geen slachtoffer worden van de dynamiek van het wereldkapitaal; dat wereldkapitaal zoekt immers het hoogste (gelds)rendement. Dat betekent dat onze loonkosten veel lager moeten worden. In het andere geval zal ons maatschappelijk kapitaal, onze kennis en ons vakmanschap worden uitgehold.
Als iedereen (in zijn land) een basisinkomen zou ontvangen, dan zou het loonkostenverschil -dat enkel door de welvaart wordt veroorzaakt- uitgevlakt worden, zodat onze Rotterdamse vrachtwagenchauffeur weer eerlijk met zijn Poolse collega zou kunnen concurreren. In het loongebouw zou dan een vloer komen te liggen die de loonkosten die het gevolg zijn van de welvaartsverschillen corrigeert. Zowel de Rotterdamse als de Poolse chauffeur zou dan op gelijk niveau met zijn loon beginnen. Hun basisinkomen zou immers van staatswege verzekerd zijn. De leden van de samenleving zelf en niet de werkgever verzekeren zo elkaar van de eerste kosten van levensonderhoud, en deze zijn geen onderdeel meer van het loon zelf.
Wie betaalt het basisinkomen ?
De kosten van het basisinkomen die nu in de vorm van sociale lasten en loonbelasting worden geheven op de lonen, zullen verlegd moeten worden naar de producten zelf. Dit kan op vele manieren, maar het is goed om je te realiseren dat deze kosten ook nu (uiteindelijk) in de producten terechtkomen. Als je nadenkt over een wijze van heffing van deze extra (omzet)belasting ligt het voor de hand om dat te doen via de milieubelasting, het belasten van milieuvervuiling. In ieder geval zal het een soort consumptiebelasting moeten zijn, in uitwerking zullen dan de fysieke producten duurder worden en de dienstverlening goedkoper.
Een logisch gevolg van de invoering van een basisinkomen is dus in ieder geval een drastische verlegging van de belastingen: naar de producten toe en weg van het loon.
Dit betekent ook dat de loonkosten fors omlaag gaan, waardoor méér werk kan ontstaan en dat bijna hetzelfde is. Er komt zo een drempelloze toetreding tot de arbeidsmarkt.
Nu gaan mensen met een uitkering er vaak netto op achteruit als ze gaan werken. Mensen zullen altijd gemotiveerd zijn om hun (materiële) bestaan te verbeteren. Als er werk is om dat te verwezenlijken en je over elke euro die je verdient geen belasting hoeft te betalen, zal de motivatie om te werken groeien en het probleem van de luiheid nauwelijks bestaan.
Basisinkomen is bestaanszekerheid en aanmoedigingspremie tegelijk
Invoering van een basisinkomen kun je enerzijds zien als een soort formalisering van de bestaanszekerheid die wij elkaar nu ook gunnen. Aan de andere kant zet de uitvoering ervan de wereld op zijn kop. Een basisinkomen is immers geen vervanging van het loon, het is niet bij gebrek aan beter. Het basisinkomen werkt eerder als een aanmoedigingspremie om aan de slag te gaan. Het is dus geen uitkering, maar eerder een soort zakgeld, dat het initiatief en de verantwoordelijkheid “om er iets van de te maken” bij de mensen zelf legt.
Ontslag nemen is dan weer echt aan de orde, net als ontslagen worden nu is. Beiden hebben immers voor het ontvangen van een basisinkomen geen enkele consequentie. De harde grenzen tussen bijvoorbeeld betaald en onbetaald werk en ook de pensioenleeftijd zullen vervagen.
Het basisinkomen is een “vloer van sociale zekerheid” die in de samenleving ligt en die het basale bestaan zeker stelt zonder daaraan voorwaarden te verbinden. Dat basale bestaan verzekeren wij nu ook aan elkaar, maar dan via een systeem van uitkeringen en op voorwaarde dat men beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, dat men in dienst genomen wordt, dat men werk krijgt.
Qua inkomensverdeling hoeft er in eerste instantie niet veel te veranderen. De lonen zullen dalen en, opgeteld bij het basisinkomen, op het huidige koopkrachtniveau uitkomen. De arbeidsintensieve producten zullen relatief goedkoper worden en de menselijke activiteit zal niet meer opgesloten zitten in een inflexibel loonsysteem. Doordat de lonen (veel) lager worden kan een stuk déglobalisering plaats vinden en zal de plaatselijke economie (MKB etcetera) in een veel betere concurrentiepositie komen.
Een onvoorwaardelijk basisinkomen is een update voor de samenleving naar een maatschappij waarin wordt uitgegaan van de vrijheid van de burger, doordat zij de verzekering van diens bestaan als uitgangspunt heeft.
Leon Segers
Geschreven voor sargasso.nl
http://sargasso.nl/het-basisinkomen-en-de-arbeidsmarkt/
daar kan ook gereageerd worden op het stuk