Het Eurodividend – een Europees Basisinkomen

Philippe-Van-Parijs-152x166Kritiek leveren is gemakkelijk. Alternatieven voorstellen is moeilijker. Hier is er één die niet alleen eenvoudig en radicaal is, maar ook – dat zal ik onderbouwen – acceptabel en heel erg nodig.

 Ik zal het Eurodividend noemen. Het bestaat uit het betalen van een bescheiden basisinkomen voor iedere wettige ingezetene van de Europese Unie, of in ieder geval van die lidstaten die ofwel de euro ingevoerd hebben of die vastbesloten zijn om dit zo snel mogelijk te doen. Dit inkomen geeft elke bewoner een universeel en onvoorwaardelijk minimum dat, als iemand dat wil, kan worden aangevuld met inkomen uit arbeid of kapitaal en met sociale uitkeringen. De hoogte kan van land tot land variëren, afhankelijk van de kosten voor levensonderhoud. Het kan lager zijn voor jongeren en hoger voor ouderen. Het wordt betaald uit de belasting over de toegevoegde waarde (Btw). Om voor alle inwoners van de EU een Eurodividend van gemiddeld 200 euro per maand te financieren, moet men het geharmoniseerde Btw-tarief van de EU op ongeveer 20% brengen, wat neerkomt op bijna 10% van het Europese BBP.

Waarom hebben we een dergelijk ongekend plan nodig? Om vier redenen. De meest dringende heeft te maken met de crisis in de eurozone. Waarom lukt het de VS al decennia lang om het met één enkele munt te klaren, ondanks de diversiteit van zijn vijftig staten en hun uiteenlopende economische ontwikkelingen, terwijl de eurozone al na een decennium in grote problemen is? Economen, van Milton Friedman tot Amartya Sen, hebben ons gewaarschuwd: Europa ontbeert twee buffermechanismen die in de afzonderlijke staten van de VS als krachtige vervangers voor wisselkoerscorrecties dienen.

Eén daarvan is migratie tussen staten. Het aantal Amerikaanse inwoners dat in een bepaalde periode verhuist naar een andere staat is ongeveer zes keer hoger dan het aantal EU-ingezetenen dat naar een andere lidstaat verhuist. Europeanen kunnen enigszins mobieler worden. Maar onze diepgewortelde taaldiversiteit beperkt ons sterk in de mate waarin we kunnen verwachten – of zelfs hopen – dat we dit eerste mechanisme kunnen versterken. Werklozen uit Athene zullen nooit zo soepel naar München migreren als werklozen uit Detroit naar Austin.

Het tweede krachtige buffermechanisme in de dollarzone bestaat uit automatische interstatelijke transfers. Dat is mogelijk omdat de verzorgingsstaat grotendeels op federaal niveau georganiseerd en gefinancierd wordt. Als Michigan of Missouri in economisch zwaar weer terecht komen, zinken ze niet weg in een neerwaartse spiraal. Hun werkloosheid wordt niet alleen afgeremd door emigratie. Daarnaast wordt door dalende belastingverplichtingen en een toename van de uitkeringen de facto een groeiend deel van hun sociale uitgaven gefinancierd door de rest van het land. De schattingen van de omvang van deze automatische compensatie variëren tussen de 20% en 40% afhankelijk van de gebruikte methodologie. In de EU echter bedraagt de tempering van de neergang van een lid door aanpassingen van de netto-overdrachten tussen Staten ​​minder dan 1%. Gezien de slechte vooruitzichten van het migratiemechanisme, kan de Eurozone zich gewoon niet veroorloven om deze tweede reden te verwaarlozen. Welke vorm dat moet hebben? We zullen geen, nooit, een EU-brede mega verzorgingsstaat hebben. Wat we nodig hebben is iets dat bescheidener is, veel ruwer, meer eenmalige of vaste bedragen (lumpsum) en dus meer verenigbaar met het subsidiariteitsbeginsel van de EU. Om kans van slagen te hebben, moet onze monetaire unie zich voorzien van een aantal nieuwe instrumenten. Eén daarvan is een buffermechanisme dat alleen zoiets als een Eurodividend kan zijn.

De tweede reden waarom we een dergelijke regeling voor transnationale overdrachten nodig hebben betreft de EU als geheel. De taalkundige en culturele diversiteit van het Europese continent maakt niet alleen migratie tussen lidstaten duurder en dus minder aantrekkelijk voor geïnteresseerden. Het verkleint ook de voordelen en verhoogt de kosten voor de betrokken gemeenschappen. Integratie in de nieuwe omgeving, zowel economisch als sociaal, kost meer tijd, vergt meer administratieve en educatieve middelen, creëert meer blijvende spanningen dan het geval is met migratie tussen staten in de VS. Het gevoel overgenomen te worden door eindeloze hordes – als migranten uit armere landen massaal naar de meer welvarende stedelijke gebieden trekken – voedt de impuls om open grenzen opnieuw dicht te gooien en logenstraft vrij verkeer en non-discriminatie. Er is echter een alternatief: organiseer systematische transfers van het centrum naar de periferie. Mensen hoeven niet langer ontworteld te raken uit pure noodzaak om te overleven. Zij zijn niet langer gedwongen om hun familie en gemeenschappen te verlaten. In plaats daarvan is de bevolking sterk genoeg om immigratie in vestigingsgebieden soepel te laten verlopen en om de emigratie te stoppen die het leven in perifere gebieden ernstig verzwakt. Als de Europese Unie politiek duurzaam en sociaaleconomisch efficiënt wil zijn, met vrije interne migratie dan zal zij iets in de trant van een Eurodividend moeten introduceren.

De derde is de meest fundamentele reden. Het vrije verkeer van gelden, menselijk kapitaal, goederen en diensten over de grenzen van de lidstaten ondermijnt op termijn de capaciteit van elk van hen om de herverdelende taken, waarvan zij zich in het verleden vrij goed hebben gekweten, uit te voeren. Lidstaten zijn geen soevereine staten meer die democratisch hun prioriteiten vaststellen en solidariteit tussen hun burgers mogelijk maken. Ze zijn meer en meer gedwongen zich te gedragen alsof ze bedrijven zijn, geobsedeerd door hun concurrentiepositie, angstvallig wat betreft het aantrekken of behouden van financiële middelen en menselijk kapitaal, popelend om zich te bevrijden van alle sociale uitgaven die niet verkocht kunnen worden als investering en zich geleidelijk ontdoend van elke regeling die gelukzoekers en ander onproductief volk zou kunnen aantrekken. Het is niet langer de democratie die haar regels oplegt aan markten om deze naar eigen inzicht te gebruiken. Het is de interne markt, die zijn wetten oplegt aan democratieën en hen dwingt om haar concurrentiepositie de hoogste prioriteit te geven. Als onze verschillende manieren om sociale solidariteit te organiseren gered dient te worden uit de greep van de fiscale en sociale concurrentiestrijd, moet een deel ervan worden opgetild naar een hoger niveau. De kracht en diversiteit van onze welvaartsstaten zal niet overleven onder de moordende druk van concurrentie, tenzij de verenigde Europese markt opereert op het fundament van iets als een Eurodividend.

Ten slotte is het van belang voor het functioneren van alle geledingen binnen de Europese Unie, dat haar besluiten als legitiem aangemerkt worden, zodat overheden en burgers beseffen dat het niet in orde is deze op allerlei manieren te omzeilen. Een belangrijk instrument kan burgers heel duidelijk maken dat de Unie iets tastbaars voor hen allen doet en niet alleen voor de elites, de verhuizers, voor degenen die in een positie zijn om nieuwe kansen te grijpen, maar ook voor de underdogs, de achterblijvers, de thuisblijvers. Bismarck stelde de wankele legitimiteit van zijn verenigde Duitsland veilig door het creëren van ’s werelds eerste openbare pensioenstelsel. Als de Unie meer wil zijn in de ogen van mensen dan een harteloze bureaucratie, als zij gezien wil worden als een zorgzaam Europa met wie wij ons allemaal kunnen identificeren, zal zij een manier moeten vinden om iets totaal onvergelijkelijks tot stand te brengen: een universeel Eurodividend.

Zijn er redelijke bezwaren tegen dit voorstel? Natuurlijk zijn die er. Sommigen zullen bijvoorbeeld de uitspraak betwisten om de regeling te financieren met Btw. Het is waar, Btw is de meest Europese van alle belangrijke vormen van belasting. Zou het dus, bijvoorbeeld, niet zinvoller zijn om een ​​Tobintaks of een belasting op koolstof te gebruiken? Dat kunnen we doen, maar deze belastingen zouden, onder vrij optimistische ramingen, een EU-breed maandelijks Eurodividend van tussen de 10 en 14 euro financieren. Waarom dan niet de meer progressieve inkomstenbelasting? Omdat de definitie van de heffingsgrondslag voor de inkomstenbelasting sterk van land tot land varieert en politiek zeer gevoelig ligt. Bovendien, de huidige inkomstenbelasting is de facto nauwelijks progressiever dan de Btw. Zou een Btw-tarief van 20%, als het bovenop de nationale belastingen komt, niet onhoudbaar zijn? Het hoeft niet te worden toegevoegd aan ongewijzigde Btw-tarieven: de sociale uitgaven van de lidstaten kunnen en moeten naar beneden worden bijgesteld en de opbrengsten van de inkomstenbelasting omhoog gebracht als een eenvoudige implicatie van de pure aanwezigheid van het Eurodividend.

Anderen zullen waarschijnlijk tegenwerpen dat elk van de vier bovenstaande functies beter kan worden bediend door enkele meer complexe, geavanceerder instrumenten. Meestal zijn deze argumenten correct. Mijn claim is simpelweg dat er geen ander hanteerbaar instrument is dat zo goed alle vier de functies zou combineren, terwijl ze gemakkelijk te begrijpen is voor de gewone Europese burger.

Een meer fundamenteel bezwaar is dat hoe wenselijk de verwachte effecten ook mogen zijn, het oneerlijk zou zijn om iedereen iets te geven voor niets. Dit bezwaar berust op een misvatting. Een Eurodividend komt niet neer op een oneerlijke verdeling van de vruchten van de arbeid van een aantal harde werkers. Het gaat ​​veeleer om het verdelen van een deel van de voordelen van de Europese integratie tussen alle Europese ingezetenen in de vorm van een bescheiden basisinkomen. Hoeveel hebben we bespaard door geen oorlog te voeren of voor te bereiden tegen onze buren? Hoeveel zijn we er op vooruit gegaan door de toegenomen concurrentie tussen onze ondernemingen of door productiefactoren te laten verplaatsen naar waar ze in Europa het meest productief zijn? Niemand weet het en niemand zal het ooit weten. Maar zeker is, dat deze voordelen zeer ongelijk verdeeld zijn over de Europese bevolking, afhankelijk van de vraag of ze verhuizers of thuisblijvers zijn, of de situatie die door de Europese integratie in gang is gezet hun consumptie goedkoper heeft gemaakt of juist niet en of hun vaardigheden waardevoller zijn geworden of niet. Een bescheiden Eurodividend is een eenvoudige en efficiënte manier om te garanderen dat een aantal van deze voordelen elke Europeaan zal bereiken op een manier die hij begrijpt.

Is dit niet utopisch? Natuurlijk is dat het, in de zin waarin de Europese Unie tot niet zo lang geleden zelf utopisch was, en ook in de zin waarin het stelsel van sociale zekerheid utopisch was vóór Bismarck zijn eerste bouwstenen in elkaar zette. Maar Bismarck maakte zijn pensioenstelsel niet uit de goedheid van zijn hart. Hij deed dit omdat mensen zich in het hele Rijk, dat hij probeerde te verenigen, begonnen te organiseren ten gunste van ingrijpende hervormingen.

Waar wachten we nog op?

 

 

Dit artikel maakt deel uit van het EU Social Dimension expert sourcing project, dat gezamenlijk georganiseerd wordt door SEJ, de ETUC, IG Metall, de Hans Böckler Stiftung, de Friedrich-Ebert-Stiftung en Lasaire.

Philippe van Parijs is hoogleraar aan de Faculteit Economische, Sociale en Politieke Wetenschappen van de Universiteit van Leuven (UCL), waar hij sinds de oprichting in 1991 de Hoover Leerstoel voor Economische en Sociale Ethiek leidt.