In 1985 bepleitte de WRR de invoering van een (gedeeltelijk) basisinkomen. De regering nam dit advies niet over, wat leidde tot de oprichting van de Stichting Werkplaats Basisinkomen, door de Voedingsbond FNV, het CNV en de toenmalige PPR, om het idee van een basisinkomen verder uit te werken. Er begon in bredere kring belangstelling voor deze gedachte te ontstaan en er werd besloten om de Werkplaats Basisinkomen (die geen persoonlijk lidmaatschap kende) te laten opgaan in de op 15 april 1991 opgerichte “Vereniging van Vriendinnen en Vrienden van het Basisinkomen”, afgekort “Vereniging Basisinkomen (VBi)”. Doelstelling van deze personenvereniging is het bevorderen van de invoering van een basisinkomen. De eerste voorzitter van de Vereniging Basisinkomen was Saar Boerlage[1]. Hier een interview door Maria Dijkstra en Wim Smit uit 2006 [2] Als je het zo leest is het net alsof er in bijna 10 jaar nog niets veranderd is.
Saar Boerlage: “Het basisinkomen stimuleert op een positieve manier de inzet van het individu in de samenleving.”
Een paar dagen na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006 interviewden wij Saar Boerlage voor de eerste keer. Dat interview vond plaats op het kantoor van de WOUW (Wijze Oude Wijven) en de PCOB op de Plantage Middenlaan in Amsterdam. Saar trakteert op koffie en we mogen de koektrommel leegeten. Een paar maanden later treffen we elkaar weer, nu bij het Centraal Station in Amsterdam, net nadat er een nieuwe regering is gevormd; Balkenende, Bos, Rouvoet. Inspiratie genoeg voor twee boeiende interviews, uiteindelijk verpakt in één.
Laten we bij het begin beginnen: Wie waren je vader en moeder, en waar ben je geboren?
Mijn ouders waren aardige mensen, linkse intellectuelen. Mijn vader was bij de SDAP en jurist, mijn moeder stemde toen dat kon op de Bellamy-partij. Ik was de jongste thuis met twee oudere broers. Toen ik twee was verhuisden we van Amsterdam naar Oegstgeest. Mijn vader ging toen theologie studeren in Leiden. In die vooroorlogse tijd waren mijn ouders sterk betrokken bij de dreigende wereldoorlog en bij de hulp aan vluchtelingen. Mijn vader deed voordat hij weer ging studeren de duitse zaken voor het familiekantoor. Hij was daardoor goed op de hoogte van wat het opkomend nationaal socialisme teweeg bracht.
In maart 1940 vertrok ons gezin naar Rauwerd in Friesland waar mijn vader predikant werd. In mei van dat jaar trok het Duitse leger Nederland binnen. Mijn ouders bleven hun pacifistische en kritische houding trouw. De hulp aan onderduikers kwam mede met hun inzet in midden Friesland van de grond. Een echt beschermde jeugd heb ik niet gehad. Vooral na september 1944 werd de dreiging dagelijkse kost en naar school ging ik ook niet meer. Mijn vader is toen opgepakt, kortom het was een gure winter en de bevrijding heb ik intens beleefd.
In najaar 1945 verhuisden wij naar Uitgeest. Ik ging toen naar de ULO, waar ik mede door de ontbrekende schoolkennis hard moest aanpakken. Harder, dan later op de HBS en op de universiteit. In de jaren 80 van de vorige eeuw is de Werkplaats Basisinkomen ontstaan.
Wat trok jou er in aan om er je er bij aan te sluiten?
In die tijd was ik werkzaam op de Universiteit van Amsterdam, bij de subfaculteit sociale geografie en planologie. Daar hield ik me samen met Hansje Kalt bezig met vrouwenstudies, en toekomstscenario’s van de westerse maatschappij. De afhankelijkheid van veel vrouwen van hun kostwinner irriteerde ons en deed ons op het idee komen dat meer onafhankelijkheid bewerkstelligd zou kunnen worden via een onvoorwaardelijke voorziening vanuit de samenleving, iets wat je een basisinkomen of basisuitkering zou kunnen noemen. Dit idee komt dus voort uit het feminisme. Vrouwen schragen de samenleving. Door hen financieel onafhankelijk te maken is op die manier de hele samenleving geholpen en daardoor ook verder tot ontwikkeling gebracht. En zo’n basisuitkering zou dan tevens in de plaats komen van de bijstandsuitkering, waardoor de betutteling vanuit de sociale dienst zou verdwijnen.
We dachten dat wij met dit idee iets nieuws brachten. Later ontdekten we tot onze vreugde dat er al een Werkplaats Basisinkomen bestond waar dezelfde ideeën werden ontwikkeld. De Werkplaats vergaderde op het kantoor van de Voedingsbond FNV in de Herman Heijermanstraat in Amsterdam. Vanuit de Voedingsbond was Dagmar Varkevisser aangesteld. Zij was het secretarieel draaipunt van de Werkplaats.
In het begin konden er geen personen lid worden van de Werkplaats, alleen organisaties. Die organisaties betaalden dan een bijdrage voor elk van hun leden. Ik vond het geen goede zaak dat individuele geïnteresseerden officieel geen lid konden zijn. Daarom kwam ik met het voorstel om van de Werkplaats Basisinkomen een vereniging te maken. Dat voorstel is aangenomen en leidde in 1991 tot de oprichting van de Vereniging van Vriendinnen en Vrienden van het Basisinkomen.
Je bent jarenlang voorzitter geweest van de Vereniging Basisinkomen. Wat vond je een goede en een minder goede periode in het bestaan van de Vereniging?
De eerste jaren van de VBi waren wel goed. Er was geloof in eigen inzicht. In die tijd 21 organiseerden wij 2 congressen in het kader van BIEN (Basic Income European Network, inmiddels omgedoopt naar Basic Income Earth Network). Het officiële grote internationale congres werd samen met de Universiteit van Amsterdam aan de Keizersgracht in Felix Meritis gehouden.
De meeste politieke stromingen waren in de jaren tachtig en begin jaren negentig redelijk positief ten aanzien van het VBi. Op een D’66-congres was er zelfs een (zij het krappe,) meerderheid voor een basisinkomen. De PPR (Politieke Partij Radicalen, later opgegaan in GroenLinks), was nog uitgesprokener. In de PvdA bestond de Werkgroep Basisinkomen die een grote minderheid in de partij vertegenwoordigde. En ook de jongeren van de VVD waren sterk geïnteresseerd. Vanuit de wetenschap kwam ook veel support. Er verschenen regelmatig publicaties, en er werden congressen georganiseerd waarin de Vereniging een bijdrage leverde.
Aan de tweejaarlijkse door BIEN georganiseerde congressen, werd door leden van onze Vereniging altijd met enthousiasme deelgenomen. Robert van der Veen, Paul de Beer en Loek Groot waren daar toen al gezichtsbepalende personen. Uit België kwam bijvoorbeeld Philip van Parijs, en uit Italië kwamen er mensen van landbouwcoöperaties. Verder waren de internationale vakbewegingen en mensen uit de wetenschap stevig vertegenwoordigd. Allemaal vooruitstrevende en op samenwerking gerichte personen. Via BIEN werd het basisinkomen wetenschappelijk benaderd. Zowel internationale organisaties als internationaal georganiseerde initiatieven werden er naar voren gebracht. Er was sprake van optimisme. De gedachte was: ‘Het Basisinkomen zal dan misschien niet morgen maar dan toch wel overmorgen worden gerealiseerd.’
In die tijd zijn diverse modellen ontwikkelt. De invoering van het BI zou wellicht het beste via de inkomstenbelasting kunnen gaan, de zogenaamde negatieve inkomstenbelasting. Ook een klein basisinkomen als groeimodel werd bediscussieerd. Maar na een aantal jaren heb je alles wel zo’n beetje ontdekt, nagerekend en uitgesproken.
De laatste 5 jaar gaat het wat minder met de Vereniging, het enthousiasme is wat geluwd. De club wil maar niet groeien; lijkt daardoor wat marginaal te worden.
De Economische faculteit lijkt er inmiddels ook niets meer van te willen weten. Er is een forse tegenwind vanuit delen van de politiek. Men doet het voorkomen dat een basisinkomen alleen ten goede komt aan luiwammesen en feestneuzen. Het wordt tijd voor verzet tegen dat beeld. Een mens is van nature niet lui, maar is juist graag bezig, wil een zinvol leven.
In de politiek domineert nu in het idee dat er een economische prikkel moet zijn om mensen aan de gang te krijgen en te houden. De visie dat iedereen op geldelijk voordeel uit is, overheerst. Wie een andere houding heeft moet gedisciplineerd worden. De roep om een sociale dienstplicht wordt steeds luider. Vooral jongeren zouden onbetaald maatschappelijk stage moeten lopen.
Nu sluit ik niet uit, dat voor sommige jongeren een basisinkomen inderdaad te veel vrijheid zou betekenen. Maar wanneer je zonder een participatiebaan geen uitkering krijgt is er sprake van dwangarbeid. Door een heel laag salaris te geven krijgen de betrokkenen de indruk dat ze niets waard zijn. Dat is schadelijk voor de mensen zelf, maar ook voor de economie. Wie gedwongen en zonder waardering moet werken levert een ongeïnspireerd arbeidsproduct.
“ Een mens is van nature niet lui, maar is juist graag bezig, wil een zinvol leven. ”
Ook de nieuwe regering zal meer aandacht moeten schenken aan het creëren van zinvol werk met een redelijke waardering. Niemand schiet er iets mee op wanneer deze manier van slordig omgaan met mensen nog langer wordt voortgezet.
Wat is volgens jou de doelstelling van de Vereniging?
Om te beginnen : de invoering van het basisinkomen in Nederland. En dan hoog genoeg om van te leven. Dit moet individueel uitgekeerd worden, zonder voordeurdelerskorting. Nu wordt de mens klein gehouden, gedwongen om onzinnige cursussen te volgen. Er zit een onoprechtheid in de huidige aanpak. Het komt voornamelijk die instanties en personen ten goede die er aan verdienen. Als we op een rijtje zetten hoeveel er nu aan verplichte scholing en begeleiding wordt uitgegeven in het kader van de Wet Werk en Bijstand dan is dat een heel hoog bedrag. Als we deze wet afschaffen is er al veel ruimte, ook financieel, voor een basisinkomen.
Een basisinkomen geeft mensen de mogelijkheden en ruimte om op de meest prettige manier de meest functionele werkzaamheden te verrichten.
En waarom zou werk niet leuk mogen zijn? En daar waar werk niet zo leuk is mag het best beter betaald worden. Wie met een goed gevoel aan het werk is, presteert ook beter. Dat is belangrijk ook voor de sfeer in en rond de 22 werkplek. Zo is het bijvoorbeeld voor diegenen die afhankelijk zijn van gezondheidszorg heel belangrijk dat de zorgverleners zich gewaardeerd voelen en met plezier de patiënten helpen.
Wat moet de vereniging doen om een basisinkomen ingevoerd te krijgen in Nederland?
Wachten op betere tijden, en wat in het buitenland op dit onderwerp aan vooruitgang geboekt wordt in Nederland in het nieuws brengen. Slim proberen het basisinkomen in de publiciteit te krijgen. De diverse experimenten in andere landen zijn daarvoor het meest geschikt. Zie bijvoorbeeld Ierland, Alaska, Canada, Namibië en Zuid-Afrika. Ook zouden we er voor kunnen pleiten meer aandacht te geven voor het Deense model: collectieve voorzieningen, kindercrèches, gezondheidszorg en ouderenzorg. We kunnen nog veel opsteken van de Scandinavische aanpak. Die aanpak is veel evenwichtiger. Die maakt het meer mogelijk dat mensen hun eigen kwaliteiten kunnen volgen. De kunstenaars hebben al zoiets met de W.I.K..
Wat vind je van GroenLinks van nu?
Ik ben alleen nog direct betrokken bij de 50+-groep van GroenLinks.
In Amsterdam doet Marijke Vos het prima als wethouder Zorg. De affaire met het gifschip heeft haar echter wel beschadigd. Ik ben een fan van Femke Halsema die het goed doet als fractievoorzitter en deed als lijsttrekker. Ze heeft een scherp juridisch inzicht en lef, en is niet te emotioneel.
GroenLinks had bij de meest recente kamerverkiezingen over het algemeen maar een vlakke campagne. Het verkiezingsprogram was teveel aangepast aan het politieke midden. Onbegrijpelijk is, dat bij GroenLinks de publieke zaak zo weinig aandacht krijgt. Het enthousiasme voor gratis openbaar vervoer, toch echt een (socialistisch) succes in Vlaanderen, lijkt te ontbreken. De verminderde milieuvervuiling die er het gevolg van zal zijn, en het kunnen aflassen van de uitbreiding van het wegennet zou deze partij toch moeten aanspreken. Nee, dan is Ken Livingstone als burgemeester van London beter bezig.
Voor GroenLinks, maar ook voor de andere partijen geldt een gebrek aan interesse voor alternatieven. Het Deense zorgmodel of de Belgische aanpak van het openbaar vervoer. Ook over de wijze waarop in 2 Afrikaanse landen (Namibië en Zuid-Afrika) een basisinkomen wordt ingevoerd is bij Nederlandse politici of vanuit de vakbeweging geen belangstelling. Het grote succes van de SP is waarschijnlijk in de eerste plaats te omschrijven als loon naar werken. De SP-ers hebben een bewonderenswaardige inzet. Ook speelt het feit dat zij nooit of nauwelijks ergens regeringsverantwoordelijkheid heeft gedragen, in tegenstelling tot GroenLinks wel mee. Vanuit de oppositiebanken kun je roepen en beloven wat je maar wilt. Waarmaken is een ander verhaal. GroenLinks is toch wat minder demagogisch en populistisch, maar is ook wel erg weinig actief op straat.
Met betrekking tot Afghanistan heeft GroenLinks in de Tweede Kamer volgens mij een behoorlijk scheve schaats gereden. De positiebepaling ten opzichte van het bombarderen van de Taliban geeft aan dat er bij GroenLinks onvoldoende is nagedacht over de gevolgen van dat bombarderen. Door dergelijke handelingen worden de internationale tegenstellingen alleen maar verder verscherpt.
Hoe ver mogen we wat jou betreft gaan met actievoeren voor bijvoorbeeld een basisinkomen?
De Vereniging Basisinkomen wil het basisinkomen invoeren via de democratische discussiecircuits. Demonstraties en acties alleen, zonder dat er een groter collectief achter zit, leiden toch vaak tot niet veel meer dan tegenstellingen. Terwijl onze opdracht juist is om tegenstellingen te overbruggen.
Ik vind de internationale sociale fora, zoals het Wereld- en het Europees Sociaal Forum en de Nederlandse tak er van: het NSF, belangrijk en constructief in de ontwikkeling naar een betere wereld. Ik doe er graag aan mee. De Top van Onderop van het NSF, die dit jaar op 20 mei in Amsterdam wordt georganiseerd, staat al in mijn agenda. Ik wil er zeker bij zijn.
“ Ik houd erg van chaos. Het hoort bij de mens en leidt altijd weer tot structuur. ”
Zelf ben ik een geweldloos mens, gooi geen stenen. Demonstraties moeten wat mij betreft niet tot bloedvergieten leiden. Ik houd echter wel erg van chaos. Het hoort bij de mens en leidt altijd weer tot structuur.
Verzet op straat blijft soms toch ook nog hard nodig tegen instanties, ook al vallen er soms doden bij. De Sociale Fora hebben hun slachtoffers nodig, zoals bijvoorbeeld een paar jaar geleden in Genua. De martelaren van Gorinchem hebben in de geschiedenis tenslotte toch ook hun functie gehad. In de jaren zestig zijn we vaak genoeg de straat opgegaan, onder andere naar aanleiding van Vietnam. We zijn daarbij af en toe behoorlijk in elkaar geslagen. Honden werden op ons losgelaten, en traangas.
Ook vandaag de dag kan ik het soms niet laten om me af en toe recalcitrant te laten gelden. 23 Zoals bij de dodenherdenking waar we achter hekken worden gestopt. Een jongen wilde meedoen door bloemen te leggen maar mocht er niet bij. Dan ben ik best bereid om zo’n hek even op te tillen. Vervolgens leidt dat weer tot een boeiende discussie met hotemetoten.
Waarom was je ook alweer tegen de Olympische Spelen in Amsterdam?
Ik houd niet van sportverdwazing en nationalisme. Dat gefabriceerde en die ophitsing. Daar gaat veel te veel geld en aandacht naartoe. Bovendien vind ik dat de Olympische Spelen permanent thuis horen in Griekenland. Hoewel ik ook wel begrijp dat het leuk kan zijn om je eigen land eens een keer publicitair in het zonnetje te zetten. Het fenomeen nationalisme begrijp ik op zich toch ook wel. Ik kon vroeger goed hardlopen en voor mijn eigen school liep ik toch nog net wat harder dan anders. Het is de trots die er dan bij komt en het groepsgevoel. Mijn inspanningen nu beperken zich tot het, met anderen samen, draaiende houden van de WOUW waar ik voorzitter van ben en met maatschappelijke dingen zoals de actie voor schone lucht en tegen meer auto’s op de Amsterdamse ringweg. Ik ga hier graag nog een tijd mee door. Ambities heb ik nog genoeg.
Welke taak ligt er nu direct voor ons?
Het nieuwe kabinet heeft bekend gemaakt dat het in een periode van 100 dagen wil gaan praten met mensen uit het maatschappelijk middenveld, over welk beleid gewenst is voor de komende jaren. Daar zouden wij wel bij aan tafel horen te zitten. Ik weet wel een paar voorstellen voor bijvoorbeeld de heren Donner, Rouvoet en Aboutaleb die sociale zaken en jeugd en gezin gaan doen de komende jaren. Ik ben hoopvol gestemd over bijvoorbeeld de Christen Unie. Ik ben ook heel verheugd dat iemand als Tineke Huizinga als staatssecretaris op Verkeer en Waterstaat, het lokaal vervoer (gratis voor ouderen??) gaat regelen.
In het regeerakkoord is opgenomen dat het ambtenarenapparaat flink moet worden afgeslankt, en juist een invoering van het basisinkomen kan daarin bij uitstek tegemoet komen. Iets als negatieve inkomstenbelasting vraagt veel minder ambtenaren dan het huidige gedoe rond scholing en sollicitatie van uitkeringsgerechtigden en de controle op het al dan niet samenwonen.
De inzet van het individu moet sterk worden gestimuleerd om op een positieve manier aan de samenleving mee te doen en dan kom je ook weer bij het basisinkomen. Nu zien we teveel mensen afhaken.
Kijk bijvoorbeeld naar de AOW. Die mensen doen van alles aan de samenleving waar ze zelf plezier en nut in zien. Dat onvoorwaardelijke recht op AOW stimuleert mensen dus. In landen waar dit niet bestaat zitten oudere mensen langs de kant van de weg in het stof te bedelen. Het basisinkomen heeft iets moois en weinig bureaucratisch. En vanwege het ontbreken van de partnertoets geen gezeur over of je samenwoont of niet.
Er is nu in Nederland meer dan genoeg te doen. Oppasmoeder op school bijvoorbeeld, of het ordenen van de administratie in een buurthuis. Met een basisinkomen zou het een stuk makkelijker worden om die taken van maar een aantal uren in de week, door mensen die daar plezier in hebben, uitgevoerd te krijgen dan nu.
Saar eindigt positief. De nieuwe regering is bereid tot het doen van experimenten. Het zou zo maar kunnen, dat er voor diverse bevolkingsgroepen een B.I.-experiment wordt voorgesteld. Het nieuwe bestuur van onze vereniging kan zoiets wellicht in de thans ingegane 100 dagen- periode lanceren. Ik ben benieuwd.
- [1] https://nl.wikipedia.org/wiki/Saar_Boerlage
- [2] http://basisinkomen.nl/nieuwsbrief/nieuwsbrief48.pdf
- [3] http://www.red-amsterdam.nl/2013/09/27/saar-boerlage-kandidaat-voor-red-amsterdam/saar/
- [4] http://www.anp-archief.nl/page/2159905/nl