De morele aspecten van het basisinkomen

Gen3-19

“In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten.”
Genesis 03:19

De val van Adam en Eva is een metafoor voor het einde van ons leven als jager-verzamelaar. Eden wordt de herinnering van een onderdrukte boerenstand aan de meer humane wereld van hun fortuinlijker voorouders. Voordat we in de appel beten, leefden we goed van wat het land opbracht. Jager-verzamelaars leefden langer, aten beter en werkten minder dan hun nakomelingen, de landbouwers. De gemiddelde lengte van een volwassene, een goede indicator voor de voedingstoestand van kinderen, kwam pas ongeveer 150 jaar geleden terug op het niveau zoals dat was in het Paleolithicum.

Archeologen vertellen ons dat de uitvinding van de landbouw misschien wel de grootste ramp is die onze soort is overkomen. Koningen en slaven, eigendom en oorlog waren allemaal bijproducten van de landbouw. Zelfs tegenwoordig, ook als zij gedwongen worden op marginale gronden te leven, geven volkeren van jager-verzamelaars er vaak de voorkeur aan vast te houden aan hun oude gewoonten in plaats van de grond te bewerken. “Waarom zouden we zo hard werken als god zoveel Mongongo-noten heeft gemaakt?” vragen de !Kung van Zuidelijk Afrika.

De levensstijl van jager-verzamelaars is veel ongedwongener dan die van lijfeigenen en boeren. Om in hun eigen onderhoud te voorzien, spanden boeren zich van zonsopgang tot zonsondergang in. Jager-verzamelaars ‘werkten’ een paar uur per dag. Dat was genoeg om hun families te voeden, te kleden en te huisvesten. De rest van de tijd konden ze zich ontspannen, spelletjes spelen, verhalen vertellen. En ‘werken’ bestond in die tijd uit het jagen op antilopen met je vrienden of een wandeling door de savanne op zoek naar noten en bessen. Boeren onderwierpen jager-verzamelaars aan hun gezag, niet omdat hun leven aangenamer was, maar omdat landbouw het land zo veel productiever maakt.
Natuurlijk kunnen we niet terug naar die gelukkige dagen. Het boerenbedrijf kan tot 100 keer zoveel mensen van hetzelfde perceel grond voeden en al spoedig overtroffen boeren jager-verzamelaars in aantal. Een groeiende bevolking sloot de mensheid op in een constante, zware sleur van hard werken. Tot nu toe.

’s Morgens jagen, ’s middags vissen, ’s avonds vee fokken, na het diner commentaar leveren …, zonder ooit jager, visser, herder of criticus te worden.
Karl Marx, The German Ideology, 1845

Malthus had de pech om zijn theorie te publiceren net op het moment dat het ophield om waar te zijn. Vanaf de uitvinding van de landbouw tot de industriële revolutie, bleven de middeninkomens stabiel. Technologische vooruitgang, zoals de zware ploeg in de 9de eeuw of windmolens in de 12e, maakte het mogelijk dat de bevolking zich uitbreidde, maar heeft de levensstandaard niet verhoogd. Een Romeinse boer door een tijdmachine naar 1750 getransporteerd, zou meer overeenkomsten dan verschillen gevonden hebben. Op het hoogtepunt van het Romeinse Rijk was het bbp per hoofd van de bevolking $ 465 (in dollars van 1990). In 1820 was het slechts een 1/3 gestegen tot $ 666.

Dit alles veranderde in het midden van de 19e eeuw. Vanaf ongeveer 1820 veranderden kapitalisme en technologie samen de wereld. De bevolkingsgroei explodeerde evenals de levensstandaard. Vandaag de dag is het bbp per inwoner meer dan $ 7600, meer dan tien keer zoveel dan in de 19e eeuw. Ook India heeft nu een hoger bbp per hoofd van de bevolking dan West-Europa in 1900 had. We zijn rijker dan onze voorouders ooit konden dromen. Het mondiale bbp is meer dan 250 keer hoger dan het was voor de industriële revolutie.

Toch hebben we niet het gevoel dat we rijk zijn. Ondanks het feit dat we omringd worden door overvloed, maken we ons zorgen dat we niet genoeg hebben. Angst voor schaarste is aangeboren. Ik denk vaak dat de aantrekkingskracht van soberheid een overblijfsel is uit ons verleden. In een wereld met schaarste aan levensnoodzakelijke zaken kan losbandigheid fataal zijn. De vasten komen in februari, omdat boeren op dat moment in de winter geen lekker voedsel meer hadden om te eten. Een religie die uitbundige feesten in de winter eist, zou zijn volgelingen laten verhongeren in de lente.

Tegenwoordig hebben we het tegenovergestelde probleem. Larry Summers’ theorie over economische stagnatie is een manifestatie van de ongelooflijke productiviteit van het kapitalisme. Lage rente is een teken van de verhoogde productiviteit van het kapitaal. Hoge werkloosheid is een teken van de toegenomen productiviteit van de arbeid. Arbeid en kapitaal zijn goedkoop omdat we er niet veel van nodig hebben om een ongekende hoeveelheid goederen en diensten te produceren. Ja zeker, we kunnen zelfs veel meer maken dan we ons kunnen veroorloven te kopen.

Onze stagnerende wereldeconomie – op dit moment kleiner dan zes jaar geleden – lijdt niet aan een gebrek aan aanbod, maar aan een gebrek aan vraag. Inderdaad, sinds de Grote Depressie is vraag de enige achilleshiel van het kapitalisme. Elk jaar dat de productiviteit stijgt, betekent dat we meer goederen kunnen produceren met minder middelen. In 1920 kostte het 3 manuren om een ton staal te maken. Nu kunnen 3 mannen 1000 ton maken in een uur. In 1980 betaalde je voor camera, verlichting en montage-apparatuur nodig voor de productie en uitzending van een kwaliteitsdocumentaire minstens $ 200.000. Anno nu kun je zelfs nog betere spullen kopen voor minder dan $ 5000.

Zowel kapitaal als arbeid zijn veel productiever dan vroeger. Dit is meestal een goede zaak. Meer produceren met minder maakt de samenleving rijker. Een groter aanbod zou overvloed voor allen moeten betekenen. De vraagzijde is echter het probleem. Productiviteitsstijgingen zijn geweldig op microniveau en zijn goed voor het aanbod, maar voor de totale vraag kunnen ze uiteindelijk destructief uitpakken. Als je meer kunt verdienen met minder arbeid en je je dus ontdoet van je werknemers, wie zal zich dan kunnen veroorloven om de spullen te kopen die je nu maakt? Tenslotte zijn je werknemers ook je consumenten.

Zolang consumenten hun portemonnee gesloten houden, hebben bedrijven geen prikkel om mensen in dienst te nemen. Bedrijven gaan niet investeren in productiecapaciteit als goederen op de plank blijven liggen. Tot nu toe is de trickle-down[1] tactiek van quantitative easing[2] [drukken van geld, FB] om de prijzen van activa te stimuleren teleurstellend. Ja, de aandelenkoersen zijn gestegen, maar de lonen zijn niet gevolgd. Het is tijd om een trickle-up[3] beleid te proberen.

Een aantal van ons hier bij Pieria beweert dat een gegarandeerd basisinkomen (ook wel negatieve inkomstenbelasting genoemd) niet alleen de economie weer zal aantrekken en de stagnatie beëindigen, het zal de redding van het kapitalisme zijn. Ja, het biedt een vangnet voor de meest ongelukkigen en ja, het vermindert de ongelijkheid, maar het belangrijkste is dat door het creëren van een stabiele en betrouwbare vraag, het het kapitalisme geneest van zijn enige zwakte, overproductie. Door consumenten geld te geven garandeert een basisinkomen een constante vraag en geeft het dus vertrouwen aan de particuliere sector om mensen in dienst te nemen en te investeren.

De economie van dit voorstel lijkt me duidelijk en overtuigend. Ik wil mij nu richten op de ethische implicaties. Aan de ene kant is het helpen van de armste burgers een christelijke (of moslim of joodse of boeddhistische of humanistische) traditie. Het is onnodig wreed dat er in een rijke samenleving iemand is die onderdak, warmte en voedsel moet ontberen. Een negatieve inkomstenbelasting zorgt voor de meest kwetsbaren onder ons zonder weer een overheidsbureaucratie op te zetten.

Aan de andere kant kan men overtuigend beargumenteren dat het betalen van burgers zonder daar werk tegenover te stellen ons allemaal zou kunnen veranderen in luie en nutteloze nietsnutten. Dat is de angst achter Mitt Romney’s verdeling van Amerika in “doeners” en “ontvangers”, achter de rechtse oppositie tegen de welvaartsstaat. Generatie na generatie in de bijstand is geen aantrekkelijk vooruitzicht. We willen zeker niet eindigen als de dikke sloddervossen in de animatiefilm Wall.E[4], die met opbollende wangen, liggend op zwevende bedden, tv kijkend, niet in staat zijn om voor zichzelf te zorgen. Zelfs werken van zonsopgang tot zonsondergang is beter dan dat.

Misschien is er een andere optie. Sinds de uitvinding van de landbouw, hebben we geworsteld in een wereld van schaarste. Vandaag de dag is schaarste verbannen in een mate die onze overgrootouders wonderbaarlijk gevonden zouden hebben. Het knelpunt voor groei is niet langer het aanbod maar de vraag. We kunnen, nogmaals, zoals we dat in Eden deden, leven van de opbrengst van het land. Misschien kan het gegarandeerde basisinkomen ons helpen terug te keren naar een levensstijl die meer geschikt is voor onze soort, vriendelijker, meer ontspannen, guller, een levensstijl die teruggaat naar onze evolutionaire wortels op de savannen van Oost-Afrika.

Economie is de methode; het doel is het veranderen van de ziel.
Margaret Thatcher

In een fascinerend artikel[5] vertelt John Grey ons dat toen ze werd gekozen, het doel van Margaret Thatcher niet een neoliberale economie was, maar veeleer de herleving van het bezadigde en traditionele Engeland van haar jeugd. Ze geloofde dat snijden in de rol van de staat en het vergroten van de macht van de vrije markt de middelen waren om de respectabele burgerij die ze zich herinnerde uit haar vaders’ kruidenierswinkel nieuw leven in te blazen. Ze gooide het roer 180 graden om. Ze dereguleerde en privatiseerde, beroofde vakbonden van hun kracht en verlaagde belastingen, maar de ouderwetse waarden die ze koesterde zijn verder weg dan ooit.

[Thatcher] deelde volledig Hayek’s mening dat vrije markten ’traditionele waarden’ versterken, wat een omkering is van het werkelijke effect. Het conservatieve land waarvan ze droomde had meer gemeen met het Groot-Brittannië uit de vijftiger jaren van de twintigste eeuw – een product van Labour collectivisme – dan het land dat te voorschijn kwam uit haar vrijemarktbeleid. Een uiterst flexibele arbeidsmarkt dwingt een regiem van voortdurende verandering af. Het type persoonlijkheid dat goed gedijt in deze omstandigheden is het tegenovergestelde van de flegmatieke, plichtsgetrouwe burger die Thatcher voor ogen stond. Vaardigheid in het opnieuw uitvinden van jezelf is de belangrijkste deugd samen met een bereidheid om je te ontdoen van tegenvallers zodra een verbintenis niet meer rendabel is of saai wordt. Thatcher’s economische revolutie was bedoeld om op te gaan in zoiets als een sociale restauratie. In plaats daarvan leidde het tot het Groot-Brittannië zoals het thans is, een samenleving geobsedeerd door het idee van zelfontplooiing, liberaler op seksueel gebied, minder één duidelijke leidende cultuur en minder klasse gebonden, onzekerder en ongelijker.

Als een conservatief iemand is die traditionele gewoonten koestert, is het een beetje vreemd dat conservatieven in vervoering raken van vrije markten. Per slot van rekening is het kapitalisme de meest revolutionaire kracht die de wereld ooit gekend heeft. Telkens als het op een traditionele samenleving stuit, zet het die op zijn kop. De opkomst van het fundamentalisme in de islamitische wereld, in Amerika, in India is een wereldwijd fenomeen en vergt dus een mondiale verklaring. De meest simpele is dat het kapitalisme door eeuwenoude relaties te versplinteren, velen van ons verloren en vervreemd achterlaat, verstoken van de oude waarheden die logica gaven aan ons leven.

“Alle vaste, ingeroeste verhoudingen met hun gevolg van eerwaardige voorstellingen en zienswijzen worden opgelost, alle nieuwgevormde verouderen, voordat zij kunnen verstenen. Al het vaststaande verdampt.”
Karl Marx & Friedrich Engels, Het Communistisch Manifest, 1848 [6]

Het kapitalisme is geweldig geweest in het creëren van rijkdom en het verhogen van de productiviteit. Helaas komt het ook prettig tegemoet aan onze basale instincten. Het bbp gaat omhoog of we ons geld nu besteden aan wapens en internetporno of aan onderwijs en kaartjes voor de opera. Wanneer het geld de maat wordt van alle dingen, als consumptie ons enige doel is, wordt onze cultuur steeds oppervlakkiger en misschien onze relaties ook wel. En het wordt steeds erger.

Spaarzaamheid was oorspronkelijk een kapitalistische deugd. Volgens Max Weber zouden rechtschapen burgers hun consumptie beperken om productiemiddelen te kopen of transatlantische reizen te financieren. Door het vermijden van luxe consumptie kon onze zuinige protokapitalist zijn kapitaal investeren en zo het productieve vermogen van de samenleving vergroten. Dat was bewonderenswaardig. Dat was toen.

Tegenwoordig is soberheid passé. Nu zijn we het kapitalisme van dienst door spullen te kopen, zelfs dingen die we niet nodig hebben. Matigheid dient niet langer een economisch doel. We hebben een overvloed aan spaargeld, we hebben een arbeidsoverschot, wat we niet hebben is een overmaat aan consumptie. De wereldeconomie heeft geen voorzichtige spaarders nodig, het heeft ons nodig om het maximale uit onze creditcards te halen alleen maar om de werkloosheid onder de 7% te houden. Geen wonder dat onze kinderen geobsedeerd zijn door het kopen van de coolste voetbalschoenen of de jurk die ze in Vogue zagen. Het mondiale kapitalisme kunnen we het beste helpen als consumenten. Deze verslaving aan consumptie kan het bbp opblazen, maar het maakt jammergenoeg niet gelukkig.

Wat ons gelukkig maakt, zoals Adam Smith erkende in The Theory of Moral Sentiments (het boek dat hij beschouwde als zijn meesterwerk) is het respect van anderen. Waar ik blij van word, is niet een nieuw speeltje, maar de uitdrukking op het gezicht van mijn vrouw die me vertelt dat ze van me houdt. Wat me gelukkig maakt op het werk is niet het hoekkantoor, maar wat dat symboliseert: het gevoel dat mijn baas mijn talent en inspanning bewondert en waardeert. Een man koopt een duur horloge, omdat hij denkt dat het indruk zal maken op zijn vrienden, maar helaas, niemand merkt het zelfs. Wanneer een man van middelbare leeftijd zich in een snoepgoed rode Ferrari hijst, maakt hij zelden de indruk die hij hoopte te maken toen hij zijn creditcard trok.

Wat we in anderen bewonderen zijn niet hun bezittingen, maar eerder dezelfde eigenschappen die we destijds in de Steentijd ook graag zagen: vriendelijkheid, loyaliteit, moed, ruimhartigheid, schoonheid, kracht en een gevoel voor humor. Bekijk de contactadvertenties: een duur horloge moet het telkens afleggen tegen gevoel voor humor. In deze tijd werken de meeste van ons lange uren, we zien onze kinderen minder dan we zouden willen, terwijl anderen volstrekt niets doen, überhaupt niet in staat zijn om werk te vinden. We doen alsof we leven in een wereld waar schaarste heerst, terwijl we in werkelijkheid leven in een wereld die overvloediger is dan onze voorouders zich in hun stoutste dromen konden voorstellen. In termen van materieel comfort leven u, ik en zelfs de jongen in zijn sweatshirt in zijn buurtje met sociale woningen beter dan Karel de Grote of Cleopatra.

Jager-verzamelaars deelden. Boeren en fabrieksarbeiders voor het grootste deel niet. In veel stammen zou een succesvolle jager 90 % van het vlees van de gedode prooi weggeven. Hij kreeg aanzien (en misschien vrouwelijk gezelschap) voor zijn dapperheid, maar de families van middelmatige jagers hadden ook te eten. Antropologen suggereren dat deze aangeboren neiging tot vrijgevigheid ieders belang dient. Omdat geen enkele familie een hele buffel kan eten en zelfs de beste jager wel eens een tijdje geen succes bij het jagen heeft, is het delen van de opbrengst van de vangst niet alleen nobel, het is een economisch zinnige gedragslijn als zekerheidsstelling in het geding is. Net zoals een gegarandeerd basisinkomen dat is.

We kunnen ons een gegarandeerd basisinkomen veroorloven. We kunnen iedere burger genoeg geld geven om te overleven. Het zal een economie die kwijnt door gebrek aan kooplust stimuleren. Het zal onze samenleving rechtvaardiger maken. Het zal de hongerigen voeden en de daklozen huisvesten. Het respecteert het individu. Het zorgt voor een constante afzet waar bedrijven op kunnen vertrouwen en kan zo de creatieve energie van ondernemers prikkelen. Het zal de onderhandelingspositie van werknemers versterken, omdat ze tegen hun werkgevers kunnen zeggen “Duvel op met je baan!” [“Take this job and shove it!”] [7] Het zal ook de arbeidskosten verlagen aangezien van ondernemingen niet zal worden verlangd dat zij zorgen voor een leefbaar loon. Het zal ons meer vrije tijd geven om te dansen en te spelen en van onze kinderen te houden. Ik kan me ook voorstellen, dat het ons uiteindelijk tot betere mensen zou kunnen maken.

Dit artikel is op 18 december 2013 geplaatst op de website van Pieria door Tom Streithorst als Moral Aspects of Basic Income. http://www.pieria.co.uk/articles/moral_aspects_of_basic_income
Vertaling: Florie Barnhoorn (VBi)