Onvoorwaardelijke Basisvoorziening!

Franz Hörmann (geboren 23 maart 1960 in Wenen) is een hoogleraar Accounting aan het Instituut voor Auditing, Vertrouwen en Accounting aan de universiteit van Wenen en ook sinds semester 2001/2002 gasthoogleraar aan het Instituut voor Informatica (Communications Engineering), Johannes Kepler Universiteit Linz

Franz Hörmann heeft kritiek op het bestaande financiële systeem. Hij vindt een relevante paradigmaverschuiving, zowel in de economie en de samenleving als geheel noodzakelijk. Zijn kritiek is gericht tegen het systeem van samengestelde rente, een het dubbel boekhouden, wat hij verouderde modellen vindt. Hij bekritiseerde de creatie van geld, het bestaande systeem van de banken in 2009 en voorspelde het verdwijnen van de munt al in 2011. Om te gaan met deze overgang kan, hij riep op tot “gespecialiseerde elektronische coupons” in een overgangsfase en voorstander van een onvoorwaardelijk basisinkomen in de vorm van goederen of diensten.

Franz Hörmann werkt tegenwoordig tezamen met vrienden aan software, die niet alleen ons geldsysteem maar ook onze productie- en leermethodes verder zal ontwikkelen. Het zal volgens hem nog enige tijd duren, totdat een betaversie beschikbaar is. Omdat de tijd dringt, heeft hij het onderstaand document beschikbaar gesteld, waarin hij een simpele, en meteen toepasbare oplossing van onze “financiële crisis” voor het voetlicht brengt.

Franz Hörmann verheugt zich op feedback n.a.v. van dit document en tips over andere websites, die (voor iedereen begrijpelijke) informatie ter beschikking stellen.

Wat zijn de mechanismes, die ons economisch en maatschappelijk systeem tegenwoordig dusdanig bedreigen, dat steeds rigider wordt ingegrepen in de vrijheidsrechten van de bevolking, en de reële economie niet meer de in behoeftes van de mensen kan voorzien (vanwege overschulding c.q. illiquiditeit)?

  1. Het rentegebaseerde schuldgeldsysteem
  2. De (prijs)concurrentie
  3. De wet van vraag en aanbod
  4. De onmogelijkheid een “geldmassa centraal te sturen”

 1) Het rentegebaseerde schuldgeldsysteem

Het grootste deel van de geldmassa wordt niet door de centrale banken, maar door de zakenbanken geproduceerd. Dat gebeurt in het kader van de kredietverstrekking. Geld, dat door de zakenbanken wordt “uitgeleent”, wordt namelijk pas door het krediet (als schuld!) gecreërd, het was voorheen niet existent! Dit geld heeft daarom ook geen reële waarde. De enige “materiële zekerheid” is het onderpand van de kredietnemers (bij een hypotheekaire lening b.v. het grondstuk), maar nooit verleent de bank zelf een of andere vorm van zekerheid. Dit “kredietair geld” eist de bank, vermeerderd door rente, “weer terug”. Deze geldschepping gebeurt simpel door het ingeven  een boeking in het computersysteem van de bank. Bij deze boeking wordt echter altijd slechts het kredietkapitaal geproduceerd, en nooit het geld voor de betaling van de rente. Om rente te kunnen betalen, moeten de mensen, die niet zelf geld kunnen scheppen, deze bedragen (voor de betaling van de rente) van andere mensen afpakken binnen de economische kringloop. En dit wordt in ons politiek systeem dan zeer cynisch als “gezonde concurrentie” beschouwd.

Het is daarom volstrekt duidelijk dat in de som de mensen en mensengroepen (zoals b.v. binnen het bedrijfsleven, op gemeentelijk en overheidsniveau), die niet zelf geld kunnen “scheppen”, na verloop van tijd (meestal 70-80 jaar) hopeloos diep in de schulden zitten, waarbij het eigendom aan zekerheiden van de kredietnemers overgaat in het eigendom van de banken. Een zulk geconstrueerd geldsysteem kan daarom terecht als planmatige onteigening van alle niet-banken geïnterpreteerd worden – een rooftocht dwars door de reële economie en de bevolking.

2) De prijsconcurrentie van de ondernemingen

Ondernemingen hebben vandaag in het economisch systeem met prijsconcurrentie te maken. De oorzaak hiervoor ligt primair, zoals boven uitgelegd, in het rentegebaseerde schuldgeldsysteem. Door de prijsconcurrentie worden ondernemingen ertoe aangezet om het aantal medewerkers te reduceren. Een belangrijke versnellingsfactor bij deze ontwikkeling ligt in de toenemende modernisering c.q. automatisering. Voor conventionele productie- en dienstverleningsprocessen worden steeds minder menselijke arbeidskrachten benodigd (in Japan existeren zelfs al robots voor de ouderenverzorging – alhoewel dit op basis van de ontbrekende menselijke warmte als mensonterend en cynisch mag worden beschouwd). De arbeidsplaatsen binnen het economisch systeem zullen daarom binnenkort al niet meer in staat zijn, om de bevolking met een inkomen, ofwel met koopkracht te verzorgen. De staat (werkloosheids-uitkering, bijstands-uitkering, enz.) zal hier, op basis van zijn snel oplopende schuld eveneens te kort schieten. Wat de ondernemingen echter over hun hoofd lijken te zien, is de omstandigheid dat zonder koopkracht van de bevolking ook geen producten en diensten meer gekocht kunnen worden. Met andere woorden, wij zien een groeiende overproductie bij ontbrekende koopkracht. Dit is een duidelijk teken dat de verdeling van de economische outputs niet meer werkt. Tot nu kon men de ontbrekende koopkracht door groeiende schulden (privé-leningen) enigszins compenseren. Maar omdat nu alle schulden extreem snel groeien vanwege het exponentiële verloop van het rente-op-rente gebaseerd systeem, raken nu ook de banken in moeilijkheden, en zijn ze niet meer in staat om kredieten te verstrekken.

Zolang de ondernemingen om prijzen moeten concurreren, zullen de arbeidsplaatsen steeds verder afgebouwd worden, waardoor de betaling van inkomens door verkoopopbrengsten wordt doorgeschoven naar de belastingopbrengsten van de burgers.

3) De “wet van vraag en aanbod”

In het huidig economisch systeem geldt de wet van vraag en aanbod”. Dit betekend, schaarse goederen behalen “op de markt” steeds hogere prijzen dan goederen, die voldoende of in overvloed voorhanden zijn. Deze spelregel is niet een soort natuurwet, maar een willekeurige bepaling, die automatisch ertoe leidt dat steeds verdere verkrapping (tot verpaupering van degenen, die de  goederen hard nodig hebben) tot steeds hogere winsten leidt van de wettelijke eigenaars van de schaarse ofwel schaars geworden goederen. Deze eigenaren hebben vandaar als speculanten een groot  interesse aan doelgerichte verkrapping. Daardoor breidt zich de ellende zich verder uit, terwijl de theoretisch berekende winsten verder blijven groeien. (De winsten zijn theoretisch berekend, want door de instorting van de reële economie wordt ook dit rekengeld – voor de successvolle speculanten – zich nog maar nauwelijks in goederen en diensten laten omzetten!)

In deze samenhang is het zeer belangrijk te begrijpen dat het bij deze spelregel van de zogenaamde vrije markt slechts om een van de marktdeelnemers geaccepteerde norm gaat, die altijd ook weer veranderd kan worden. Derhalve kan altijd door alle marktdeelnemers in overeenstemming ook het doel van de globale overwinning van de schaarste worden vastgelegd, waarbij de spelregel dusdanig verfijnd kan worden, dat de marktdeelnemers, die het meest bijdragen aan dit doel, ook de grootste beloningen ontvangen. Winsten zouden in dit systeem (van het niet-nulsomspel) niet meer ten laste gaan van de verliezers (zoals het in geval van een nulsomspel), omdat er geen verliezers meer zijn in een niet-nulsomspel.

De “wet van vraag en aanbod” impliceert dus een nulsomspel. Creativiteit en innovatie als drijvende krachten voor steigende efficiëntie in productieprocessen maken het voor de mensheid ten allen tijde mogelijk, een economisch systeem voort te brengen, in de vorm van een coöperatief niet-nulsomspel, waarin de steigende opbrengsten, die worden bereikt door innovatieve en continu verbeterde productiemethodes, op een gerechte manier over de hele bevolking verdeeld worden. Ook kan de innovator (b.v. door premies) beloont worden voor zijn prestaties, die het algemeen nut dienen.

4) De onmogelijkheid een “geldmassa centraal te sturen”

Wanneer banken vandaag kredieten verstrekken, wordt het door de banken geproduceerde girale geld (kredietair geld) anoniem uitgegeven. Het is anoniem in die zin dat de geldeenheden (aanvankelijk de getallen in computers van de bank) niet over een serienummer beschikken. Dit betekend dat hun exacte weg door het economisch systeem niet achterhaald kan worden. Juist om die reden zijn ook diefstal, afpersing, corruptie, witwassen en soortgelijke misdrijven nauwelijks tegen te houden. Bij de invoering van een puur elektronische valuta (zoals bij de initiatieven voor alternatieve geldsystemen, monetativen*, enz. voorgesteld) zou het altijd mogelijk zijn om de weg van de geldeenheden door de economische kringloop te achterhalen. Sterker nog, afhankelijk van de afspraken van de marktdeelnemers onderling zou het mogelijk zijn om geldtransfers te beperken tot bepaalde personen en vastgelegde tegenprestaties (“functioneel geld”). Wanneer vandaag de geldmassa door kredietverstrekking via de zakenbanken steeds wordt uitgewijd, dan bestaat het gevaar dat de hoeveelheid aan goederen en diensten niet voldoende mee groeit, waardoor het tot een vermindering van de geldwaarde (inflatie) kan komen. Geld, dat aanvankelijk door een krediet wordt gecreëerd, circuleert zolang in het economisch systeem, totdat het krediet is terugbetaald. Indien de vraag naar producten op de huidige vrije markten duidelijk groeit tegenover het aanbod, dan reageren de ondernemingen automatisch met prijsverhogingen, omdat ze altijd zullen proberen om de best mogelijke prijs te behalen. Een onvoorwaardelijk basisinkomen, dat de bevolking louter voor consumptie doeleinden ter beschikking gesteld zou kunnen worden, zou mogelijk door een  steigende vraag in de goederen-economie een inflatie veroorzaken en zichzelf devalueren. Ook de versnelling van de geldomloop door middel van een negatieve rente (volgens Silvio Gesell, “vrijgeld van Wörgl” stelt nog steeds een geldsysteem voor met een nulsomspel-effect, want ook in dit model was noch de geldschepping noch de geldannihilatie historisch opgelost. Het vrijgeld van Wörgl was oorspronkelijk gedekt door een shillingbedrag en in dusver was het alleen een complementaire munteenheid (een parallele munteenheid, die in haar functioneren afhankelijk is van de hoofd-munteenheid).

Een democratisch oplossingsvoorstel

Doordat de toenemende automatisering van de productieprocessen menselijke arbeidskracht meer en meer overbodig maakt, zal een of andere vorm van een onvoorwaardelijk basisinkomen de enige mogelijkheid zijn om de toenemende verpaupering van de bevolking te voorkomen. De daarvoor noodzakelijke geldbedragen kunnen blijkelijk noch door hogere belastingen noch door verder groeiende staatsschulden gefinanceerd worden. Veeleer zouden de schuldenaars de bestaande geldschulden volledig kwijt moeten schelden en de schuldeisers zouden met een democratisch geschept “volwaardig geld”** schadeloos worden gesteld.  Dit geld zou dan als functioneel geld diens transacties controleerbaar maaken en gebonden zijn aan de begunstigden die vrijgegeven zijn voor deze transactie.

Een mogelijke oplossing zou daarin kunnen bestaan om voor dit doeleinde aan de staat (representeerd door de gemeenschap van alle burgers) de competentie voor de geldschepping over te dragen, speciaal bedoeld voor de uitgifte van een basisinkomen. Ook dit geld zou functioneel van aard zijn. Elke burger ontvangt op zijn rekening een bedrag, dat hem in staat stelt, om in zijn dagelijkse levensbehoeftes (voeding, kleding, huur, energie, reiskosten, gezondheid enz.) te kunnen voorzien.

De hiervoor noodzakelijke geldschepping zou door de journaalpost “kas aan eigenkapitaal” van een transparant gecontroleerde, democratische nationale bank uitgevoerd worden. De prijzen voor de goederen en diensten, wier aanbieders zijn vrijgegeven voor de besteding van het basisinkomen, zouden vooreerst streng gereguleerd moeten worden, d.w.z. het moet gegarandeerd worden dat de verkopers bij een steigende vraag naar een product niet met prijssteigeringen reageren, maar met een uitwijding van de productie-capaciteit. Bij deze uitwijding zouden de aanbieders van deze goederen en diensten weerom door mensen gesteund kunnen worden die met dit functionele geld boven het niveau van de onvoorwaardelijk basisvoorziening een inkomen ontvangen. Het opleggen van een winst-plafond voor de aanbieders is in zover gerechtvaardigd, omdat deze zelf ook een onvoorwaardelijke basisvoorziening ontvangen en aan de andere kant ook exclusief hun waren mogen verkopen in ruil voor het funcionele geld. Op het moment van de betaling zou dit functionele geld zich meteen opheffen, wat betekend, dat niet de aanbieder van de goederen ofwel diensten betaald zou worden, maar de nationale bank, waarmee het geld geannilihileerd is. De aanbieders van de goederen en diensten zouden door speciale premies, die dit functionele geld uitkeert, rechtsstreeks door de nationale bank de vergoeding ontvangen, en ook deze bedragen worden door het uitvoeren van de transactie automatisch opgeheven, zodat dit geldsysteem op een couponsysteem lijkt, waarin de coupons bij de inwisseling vernietigd worden en niet opnieuw doorgegeven of geruild kunnen worden.

Dit systeem zou in een tweede stap op coupons toegepast kunnen worden, die recht geven op bepaalde hoeveelheden en kwaliteiten van bepaalde goederen en diensten, i.p.v. een bepaalde geldwaarde te vertegenwoordigen. Daardoor worden speculaties, korruptie, gelddiesfstal, enz. in een klap onmogelijk gemaakt.

Op lange termijn zullen de doelen van het nieuwe economisch systeem voor productie en verdeling van elkaar gescheiden worden: de productie zou altijd duurzaam in de vorm van een kringloopsysteem geschieden. De afval zou zo veel mogelijk opnieuw gebruikt worden of in een onschadelijke vorm aan de natuur teruggegeven worden (cradle2cradle). Tevens zou de productie begeleid zijn van coöperatieve processen. Elke innovatie zou meteen toegankelijk worden gemaakt voor alle coöperatieve partners. Alleen op die manier kan gegarandeerd worden dat er vooruitgang plaatsvindt en de productiemethodes voortdurend verbeterd worden. Creatieve uitvinders, die hun ideeën voor het algemeen nut ter beschikking stellen, kunnen ten allen tijde beloont worden met speciale premies in de vorm van goederen en diensten. Stapsgewijs zouden zulke beloningen (b.v. als een extra keuzemogelijkheid) ook deelname aan openbare symposia, openbare bekendheid, onderscheidingen etc. kunnen beïnhouden, waardoor de materiële motivatie door kan groeien naar andere gebieden.

Een zulk economisch systeem vereist ook een anders geaard onderwijssysteem, waarin niet meer efficiëntie in het arbeidsleven de hoogste prioriteit heeft, maar voornamelijk emotionele en sociale competentie (de zogenaamde “hartevorming”) omdat deze de basis vormt van alle communicatieve vaardigheden. Kennis en vaardigheden zouden zich jonge mensen in dit systeem in de praktische toepassing toeëigenen door taakstellingen, die gericht zijn op het vergroten van het algemene welzijn en die zoveel mogelijk op een coöperatieve, autonome en zingevende manier kunnen worden gedaan.

PHILOSOPHIE, PSYCHOLOGIE EN TECHNOLOGIE VOOR DEZE SYSTEEMVERANDERING IS AL AANWEZING EN TEN ALLEN TIJDE TOEPASBAAR. HET ENIGE WAT NU NOG ONTBREEKT, IS EEN POLITIEKE MEERDERHEID!

*Monetative = vierde staatsmacht met een geldscheppings-monopool

** Volwaardig geld = geld dat niet als openstaande vordering in het banking-systeem wordt geboekt, maar een werkelijk tegoed vertegenwoordigd (i.p.v. een openstaande vordering) en dat alleen door een nationale bank mag worden uitgegeven, Duitse benaming: Vollgeld

Links naar Duitstalige video’s en teksten

Video’s:

Teksten:

Internationale talen

Auteur:  Franz Hörmann http://de.wikipedia.org/wiki/Franz_H%C3%B6rmann

Bron: http://nesara.jimdo.com/startseite/interview-mit-franz-hörmann/ franz-hörmann-bedingungslose-grundversorgung/

Vertaling: Martina Banszerus