Sinds begin dit jaar zijn “we” bezig met het vormen van een commissie van aanbeveling, respectievelijk adviesraad met behulp waarvan wij hopen meer kans te maken op politiek draagvlak voor het doen van experimenten met een Onvoorwaardelijk Basisinkomen.
Dit streven heeft vrijdag 21 november 2014 een enorme stimulans gekregen. Tijdens het toekomstfestival Let’s Gro in Groningen vond op initiatief van MIES Lab een expertmeeting plaats om samen te denken over een proef met een Onvoorwaardelijk Basisinkomen (OBi).
Tijdens de gesprekken zowel in als buiten de werkgroepen werd het ten eerste mogelijk de commissie van aanbeveling een hechte vorm aan te laten nemen. De volgende personen heb ik bereid gevonden hier zitting in te nemen:
- Anja Eleveld, docent/onderzoeker verbonden aan de afdeling Sociaal Recht van de VU
- Arjo Klamer, prof. economie, wethouder S&W Hilversum,
- Bart Nooteboom, part-time professor Innovation policy
- Cornelis Zwart, sociaal econoom, em. prof. sociale pedagogiek en em. prof. organisatieontwikkeling en menselijke kwaliteit
- Gerard te Meerman, universitair hoofddocent (Dept. of Genetics), biostatisticus
- Hans Weggemans, directeur Wijkontwikkeling, Zorg en Welzijn Enschede
- Henk de Vos, em. universitair hoofddocent sociologie
- Jan Rotmans, prof. transities en transitiemanagement
- Joop Roebroek, Senior Consultant Bureau Vertige/Developing social innovation
- Klaas van Egmond, hoogleraar Geowetenschappen (in het bijzonder Milieukunde en Duurzaamheid)
- Liesbeth van Tongeren, lid van de Tweede Kamer voor GroenLinks, woordvoerder Economische Zaken, Infrastructuur en Milieu en Veiligheid en Justitie.
- Loek Groot, universitair hoofddocent Economie van de publieke sector
- Martha Meerman, lector Gedifferentieerd Human Resource Management
- Paul de Beer, bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen
Een tweede resultaat is de constatering, dat het in meerdere steden inderdaad menens is om een experiment met het OBi te gaan doen.
Thema van de groep waar ik aan meedeed was: “Hoe kunnen we de bijstandsregeling zo veranderen dat het weer een duidelijk teken ervan is dat je op de ‘overheid’ (de gemeenschap dus) kan rekenen”. Het huidige teken waar de bijstandsregeling in staat lijkt namelijk verouderd, bevoogdend, stigmatiserend en ondoelmatig. Een duidelijk geval dat pleit voor de invoering van een OBi lijkt het.
Dit is er immers op gericht ons van deze betutteling, onderwerping en stigmatisering te bevrijden, doordat het iedereen van deze afhankelijkheid ontslaat door te zorgen voor een gegarandeerde en onvoorwaardelijke financiële basis om in je basisbehoeften te kunnen voorzien. De voorstanders verwachten van de invoering daarvan een heleboel zegeningen, zoals die uit experimenten op verschillende plaatsen in de wereld al zijn naar voren zijn gekomen. Tegenstanders trekken al deze te verwachten voordelen echter in twijfel en verwachten soms zelfs juist de tegenbeelden ervan. Beide kampen debatteren echter op aannames. De voorstanders op de aanname dat resultaten elders hier ook gegarandeerd behaald zullen worden. Juist dit zullen we echter moeten bewijzen (of juist het tegendeel ervan) door het doen van experimenten.
Met behulp van de inbreng van een aantal sociale wetenschappers, een statisticus, een jurist en een aantal ervaringsdeskundigen (al of niet verenigd in een en dezelfde persoon) kwamen we tot de volgende aanbeveling:
- Beschrijf de contouren van het onderzoek rekening houdend met onderstaande.
- Stel met de gemeente waar je dit experiment wil doen een contract op waarin de contouren van het onderzoek goed staan beschreven en alle voorwaarden waaraan moet worden voldaan en door wie.
- Maak een brief waarin je duidelijk aan de beoogde deelnemers uitlegt wat de bedoeling is.
Waarom de ene groep wel een OBi krijgt in de plaats van een bijstandsuitkering (terwijl mogelijk bijzondere regelingen daarnaast nog nodig blijven) en waarom de situatie in dit opzicht voor de andere groep niet veranderd - Kies een wijk waarin veel bijstandsuitkeringsgerechtigden wonen
- Werk daarin met groepen van minstens 1000 personen.
- Vergelijk een groep die wel een OBi krijgt met een groep, die dat niet krijgt (met eventuele subgroepen, waarmee naar speciale effecten kan worden gekeken)
- Verzamel na verloop van een bepaalde tijd de gegevens die je wilt hebben..
- Vorm eventueel groepen die twee jaar in het onderzoek opgenomen zullen zijn en groepen waarvoor het experiment vier of vijf jaar zal lopen.
- Formuleer vooraf wanneer het experiment pleit voor de invoering van een OBi, ook elders of overal, en wanneer juist niet
Tenslotte lijkt deze aanpak geschikt om een ontwerp te maken, dat in ieder gebied – dat groot genoeg is voor het vormen van onderzoeksgroepen – toegepast zou kunnen worden, zodat men niet overal het wiel hoeft uit te vinden.
Ik hoop, dat het lukt in de eerste helft van december een constituerende vergadering voor de beoogde commissie van aanbeveling te kunnen beleggen, om daarna – naar aanleiding van bovenvermelde – snel van start te kunnen gaan met het maken van zo een ontwerp, dat daarna landelijk voor elk van dit soort experimenten kan worden gebruikt.
Met hartelijke groet,
Adriaan Planken.